Gerritschinkel.nl Columns & meer

30mei/160

Het afscheid van een voetbaldier

Een voetbaldier heeft zaterdagmiddag afscheid genomen. Hij stond als trainer van SV GOUDA voor het laatst als een generaal voor zijn troepen. In een zonovergoten Groenhovenpark moest alleen de kers nog even op de taart worden gezet. Afscheid nemen met promotie, mooier zou niet kunnen. Op de overvolle cv van de trainer was nog net een plekje vrij voor zo’n prestatie.

Helaas was dit Willem Dekker niet gegund. Deemoedig boog hij na het laatste fluitsignaal het hoofd, bedankte zijn staf en feliciteerde uitermate sportief zijn Rotterdamse collega. Het zat er op.

Maar Dekker werd na afloop van de wedstrijd in de watten gelegd. Na mooie woorden en een aandenken van “waterval” Hans van Sprang werd hij verrast door zijn spelers met een heus reclamebord. Het bord met de tekst “Willem Dekker, bedankt voor alle kampioenschappen, promoties en voor alle mooie jaren beleefd bij SV GOUDA” siert vanaf heden het hoofdveld.

Een emotionele Dekker, de man met het fotografisch voetbalgeheugen, blijft het jammer vinden dat hij zijn taak niet af mag maken. De man die van jongs af aan langs een voetbalveld is te vinden, ziet wel wat er op hem af komt. “Dekker zonder voetbal is onmogelijk” riep hij in mijn microfoon. Een waarheid als een koe. Nee van dit voetbaldier zijn we nog niet verlost.

 

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
27mei/160

I still do – Eric Clapton

Het gezegde ‘de oudjes doen het nog best’ gaat de laatste tijd meer op dan ooit. De deze maand 75 jaar geworden Bob Dylan heeft een nieuw album uitgebracht. Carlos Santana beleeft met zijn oerband een sterke revival. De Rolling Stones hebben hun tournee door Latijns Amerika nauwelijks beëindigd of er circuleren al weer geruchten over nieuwe optredens. Bovendien zit er van deze legendarische Britse band weer nieuw plaatwerk aan te komen. En Paul McCartney is volgende maand Top of the Bill in Landgraaf tijdens Pinkpop.

Ook Eric Clapton heeft nog niet de behoefte om zijn gitaar aan de wilgen te hangen. Deze maand verscheen er een nieuw album van de 71-jarige Britse gitaarheld. I still do is het 23e soloalbum van Slowhand. Een album met eigen nummers en covers. Clapton heeft bij zijn nieuwste creatie weer een beroep gedaan op de legendarische producer Glyn Johns, bekend van o.a. The Rolling Stones, The Who, The Beatles, Led Zeppelin en Eagles. En Clapton heeft weer een aantal gerenommeerde musici weten te strikken zoals Chris Stainton, Andy Fairweather Low, Paul Carrack en Henri Spinetti.

Het openingsnummer Alabama woman blues van Leroy Carr is een lekker slepende slowblues, met de kenmerkende gitaar van Clapton, accordeon en piano. Can’t let you do it, een van de twee covers van JJ Cale, is een typisch Cale laidback achtig nummer met een vleugje accordeon. Op I will be there, een mooi subtiel liedje dat o.a. ook door Mary Black op de plaat is gezet, is Angelo Mysterioso te horen op akoestische gitaar en als vocalist. Wie deze Angelo Mysterioso is in nevelen gehuld. Er wordt beweerd dat achter dit synoniem George Harrison schuil gaat. Deze Beatle had inderdaad deze schuilnaam maar volgens Clapton horen we op zijn nieuwe album niet de in 2001 overleden gitarist. Spiral is een mooie slowblues en op Catch the blues belanden we in lome latin achtige sferen met prima gitaarwerk en mooie backing vocals van Michelle John en Sharon White. Skip James’ Cypress grove is een rudimentaire blues, met Clapton op slide en weer de accordeon van Dick Powell. Na het mooi gezongen subtiele Little man, you’ve had a busy day, brandt Clapton weer los op slide in de Robert Johnson klassieker Stones in my passway. De grote verrassing is I dreamed I saw St. Augustine. Dit nummer van Bob Dylan uit 1967 (John Wesley Harding) wordt werkelijk schitterend vertolkt. Mooie piano, heerlijk gitaarwerk, een accordeon die je in de cajun sferen brengt, de soulvolle zang van Clapton en de fraaie backing vocals. Een ander hoogtepunt is de traditional I’ll be alright die “ontaard” in een prachtige slepende gospel. Somebody’s knockin’ is de tweede cover van JJ Cale, met een typische jankende Clapton gitaarsolo, een mooie pianosolo en een excellerende Paul Carrack op hammond. Het album eindigt in nachtclubsferen met I’ll be seeing you, Clapton zingt dit nummer uit de Broadway musical Right this way uit 1938, subtiel muzikaal ondersteund, naar grote hoogten.

 

Conclusie:

Eric Clapton gaf zijn album de titel I still do mee en hij slaat daarmee de spijker op de kop. De tijden van Derek & The Dominos zullen waarschijnlijk niet terugkeren, maar Slowhand is nog springlevend. Hij doet er echt nog toe. I still do verveelt geen seconde en is een lust voor het oor. Een schitterend album.

Tracks:

  1. Alabama woman blues
  2. Can’t let you do it
  3. I will be there
  4. Spiral
  5. Catch the blues
  6. Cypress grove
  7. Little man, you’ve had a busy day
  8. Stones in my passway
  9. I dreamed I saw St. Augustine
  10. I’ll be alright
  11. Somebody’s knockin’
  12. I’ll be seeing you

Line up:

  • Eric Clapton – gitaren, tamboerijn, vocals
  • Henry Spinetti – drums, percussie
  • Dave Bronze – bas
  • Andy Fairweather Low – gitaren, backing vocals
  • Paul Carrack – hammond, backing vocals
  • Chris Stainton – keyboards
  • Simon Climie – keyboards, elektrische gitaar
  • Dick Powell – accordeon, mandoline, backing vocals
  • Walt Richmond – keyboards
  • Ethan Johns – percussie
  • Michelle John – background vocals
  • Sharon White – background vocals
  • Angelo Mysterioso – akoestische gitaar en vocals op track 3

 

26mei/160

Fallen angels – Bob Dylan

Ik schrijf deze recensie op 24 mei, de verjaardag van Bob Dylan, door velen beschouwd als de grootste Amerikaanse singer-songwriter van de 20e eeuw. Dylan is al weer 75 jaar. Waar blijft de tijd. Desondanks, of misschien wel dankzij deze mijlpaal, staat hij momenteel weer volop in de belangstelling. Het is dit jaar precies 50 jaar geleden dat zijn wereldberoemde album Blonde on blonde uit kwam. Vorige maand verscheen ook de 5-delige boxset Dylan revisited, met bijna 6 ½ uur  onvergetelijke songs (87) van de meester. En Dylan gaat, ondanks het feit dat hij de pensioengerechtigde leeftijd al lang heeft bereikt, niet op zijn lauweren rusten, want nadat hij net een tournee door Japan achter de rug heeft, gaat hij in juni en juli ook weer toeren in de VS.

En als klap op de vuurpijl verscheen er deze week Fallen angels, een nieuw album van Dylan. Net als het vorig jaar verschenen album Shadows in the night, bevat Fallen angels ook coverversies van liedjes die, met uitzondering van Skylark, ooit door Frank Sinatra zijn vertolkt. De twaalf songs vinden hun oorsprong voornamelijk in de jaren 30, 40 en 50 van de vorige eeuw. Dylan toont zich weer een ware crooner, en ik vind hem zelfs beter zingen dan op Shadows in the night, zoals in All the way, en All or nothing at all. Hij heeft zich net als op zijn vorige album weer weten te omringen met een aantal uitstekende musici, met een hoofdrol voor Donnie Herron op pedal steel, zoals in Young at heart, Nevertheless en Polka dots and moonbeams. De gitaar in dat laatste nummer roept herinneringen op aan Django Reinhardt. Mooi zijn ook de arrangementen van James Harper in songs als Maybe you’ll be there, de popstandard Skylark van Hoagy Carmichael en Johnny Mercer uit 1941 (western swing) en de overbekende jazzstandard Come rain or come shine uit de Broadway musical St. Louis woman uit 1946. On a little street in Singapore, de bekende jazzsong uit de jaren 30, behalve door Sinatra ook vertolkt door Dave Brubeck, Glenn Miller en The Manhattan Transfer, krijgt hier door Dylan en de zijnen ook een mooie uitvoering. Subtiel gitaarwerk is te horen in It had to be you, het door Gus Kahn geschreven populaire lied uit 1924 en in Melancholy mood, oorspronkelijk de b-kant van de eerste single van Frank Sinatra uit 1939. Het enige uptempo nummer is That old black magic een shuffle, als eerste door Glenn Miller in 1942 en in 1947 door Sinatra op de plaat gezet.

Conclusie: Fallen angels is een mooi album en zeker gecombineerd met een boek en een goed glas wijn kun je hiervan zeker genieten. Frank Sinatra heeft een immens repertoire, dus als Dylan wil kan hij voorlopig nog vooruit met het uitbrengen van albums met covers van The Voice. Daar heb ik eigenlijk niets op tegen, maar misschien moet hij de volgende keer weer eens een lekker ouderwets album als Blonde on blonde maken.

Tracks:

  1. Young at heart
  2. Maybe you’ll be there
  3. Polka dots and moonbeams
  4. All the way
  5. Skylark
  6. Nevertheless
  7. All or nothing at all
  8. On a little street in Singapore
  9. It had to be you
  10. Melancholy mood
  11. That old black magic
  12. Come rain or come shine

Line up:

  • Bob Dylan – zang
  • Charlie Sexton – gitaar
  • Stu Kimball – gitaar
  • Dean Parks – gitaar
  • Donnie Herron – pedal steel, viola
  • Tony Garnier – bas
  • George Recile – drums

 

25mei/160

Not quite legal – Chase Walker Band

De in Riverside, Californië geboren Chase Walker is pas 17 jaar en hem wordt nu al een grote toekomst voorspeld. De superlatieven zijn niet van de lucht. “Stevie Ray Vaughan, Kenny Wayne Sheppard en nu Chase Walker”, het zal je maar gezegd worden. Zijn fans vergelijken hem met Gary Moore. In 2009 kreeg hij met Kerstmis zijn eerste gitaar. Hij zegt muzikaal beïnvloed te zijn door o.a. Stevie Ray Vaughan, The Black Crowes en The Black Keys.

In 2012 startte hij de Chase Walker Band met twee andere jonge musici, Matt Fyke, een 17-jarige drummer uit Anaheim, Californië en een andere tiener, bassist Randon Davitt. Fyke’s favoriete drummers zijn Ian Paice, John Bonham, Mitch Mitchell en Keith Moon. Randon Davitt was er ook heel vroeg bij want zijn muzikale opvoeding begon toen hij pas vijf jaar was en was gek op vroege rock ‘n ‘ roll en blues, maar ook jazz, klassieke muziek, punk en metal trokken zijn aandacht.

The Chase Walker Band heeft zo’n 150 optredens per jaar. Ze traden o.a. op in The House of Blues en stonden in het voorprogramma van Kenny Loggins, B.B. King, Tab Benoit, Devon Allman en Cyril Neville.

Hun nieuwe album Not quite legal kwam vorige maand uit, als opvolger van hun debuutalbum Unleased uit 2014. Op het nieuwe album staan elf eigen nummers en twee covers. De opener Done loving you knalt er lekker stevig in en daarin laat Walker meteen horen dat hij een uitstekende gitarist is. Dat laat hij daarna zeker horen in de prachtige rudimentaire slowblues Red house van Jimi Hendrix, waarin ook de ritmesectie prominent aanwezig is. The walk begint met een cowbell, doet me denken aan Honky tonk woman van The Rolling Stones en explodeert in een heavy rocker. New state of mind is een prachtige bluesballad en I warned you en Cold hearted zijn weer (hoekige) bluesrock met korte felle gitaarsolo’s, strak drumwerk en backupvocals. Backupvocals die ook weer horen in de stevige bluesballad Don’t fit up. De tweede cover op het album, 54-46 van Toots & The Maytals, krijgt uiteraard een reggae uitvoering met een verschroeiende gitaarsolo van Walker, een korte basssolo van Davitt en de backupvocals van Davitt en Fyke. Bassist Randon Davitt neemt de leadvocalen voor zijn rekening in de uptempo rocker Changed, waarbij Matt Fyke duidelijk laat horen wie zijn favoriete drummers zijn. In de bluesballad It’ ll pass laat Walker weer zijn niet geringe gitaristische kwaliteiten horen met een felle gitaarsolo over een muur van orgeltonen. Honey jar en Living on thin ice zijn gitaarrockers en het album eindigt met de hidden track Yabba dabba, een song met een Ramones achtige titel, duistere zang, lopende bas, een gierende gitaarsolo en beukend drumwerk.    

Conclusie: Chase Walker maakt de superlatieven die hem van diverse kanten zijn toegezwaaid helemaal waar. Een uitstekende gitarist met een voorkeur voor korte felle gitaarsolo’s, die zich omringd weet door prima medebandleden. Met Not quite legal heeft de Chase Walker Band een heel goed melodieus bluesrock album gemaakt. Dit powertrio weet van wanten. Ik moest alleen even wennen aan de zang van Walker, maar ja op je 17e heb je natuurlijk nog geen doorrookte bluesstem. Van deze band van teenagers gaan we ongetwijfeld nog veel horen.

Tracks:

  1. Done loving you
  2. Red house
  3. The walk
  4. New state of mind
  5. I warned you
  6. Cold hearted
  7. Don’t fit up
  8. 54-46
  9. Changed
  10. It’ ll pass
  11. Honey jar
  12. Living on thin ice
  13. Yabba dabba (hidden track)

Line up:

  • Chase Walker – gitaar, leadvocals, backupvocals
  • Randon Davitt – bas, leadvocals (track 9), backupvocals
  • Matt Fyke – drums, backupvocals
  • Jade Bennet-Mateo – backupvocals (tracks 1,4,5 en 10)
  • April Stephenson – backupvocals (tracks 3,6,7,9,11 en 12)
  • Drake Munkihaid Shining – keyboards (tracks 1,4,5 en 10)
24mei/160

Blue skies – Matty T. Wall

Matty T. Wall is een Australische bluesgitarist. Hij groeide op met het spelen van songs van AC/DC en Metallica en de energie die hij opdeed met het spelen hiervan probeert hij volgens hem nu in zijn bluessongs te stoppen. Zijn liefde voor de blues ontstond in zijn vroege tienerjaren toen hij gefascineerd raakte door het gitaarspel van Eric Clapton.

Vorige maand verscheen Blue skies, het debuutalbum van Matty T. Wall. Het album werd opgenomen in New York en in Perth. De cd begint met de ronkend startende motor van een auto en enkele seconden later barst het geweld los in Burnin’ up burnin’ down, een stevige bluesrocker met elementen die me doen denken aan J.D. Loudermilk’s Tobacco road. De stampende ritmesectie bestaande uit drummer Jasper Miller en bassist Stephen Walker dendert voort in de bluesstomper Am I wrong. Love gone away is een prachtige slowblues met vlammende en lyrische gitaarsolo’s. Matt T. Wall haalt vervolgens in Scorcher alles uit de kast, van vingervlug gitaarwerk a la Alvin Lee tot Stevie Ray Vaughan achtige gierende gitaarsolo’s, begeleid door jachtige drums en een ronkende bas. In het titelnummer Blue skies worden lyrische gitaarsolo’s afgewisseld door handclapping en gospelachtige vocalen. This is real is een ruim zeven minuten durende soulblues met Wall’s subtiele gitaarwerk dat hij halverwege afwisselt met een Carlos Santana en Joe Bonamassa achtige solo. Subtiele harmonievocalen, het strakke drumwerk en het orgel van Gordon Cant maken van dit nummer verder een van de hoogtepunten van het album. De Jimi Hendrix klassieker Voodoo chile krijgt een ruim elf minuten durende zeer opwindende uitvoering, met schitterende orgelpartijen, een onverstoorbare ritmesectie, een psychedelisch intermezzo waarin drummer Miller alle ruimte krijgt en uiteraard de indringende gitaarsolo’s. In Broken heart tattoo verhaalt Wall over de “lopende” bastonen van Walker over pistoolschoten en een duel met dodelijke afloop over een meisje met een aparte tattoo. Een rustpunt is het instrumentale Smile, met schitterend soms ingetogen jazzy gitaarspel. Het album wordt afgesloten met een andere grote bluesklassieker, Hellhound on my trail van Robert Johnson. Het nummer begint en eindigt met donder en hagelbuien en krijgt hier een zeer aparte intense uitvoering met indringende zang en sterke percussie.

Conclusie: Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit van Matty T. Wall had gehoord, maar na het beluisteren van zijn debuutalbum ga ik van de daken schreeuwen dat ik een formidabele bluesgitarist heb ontdekt. Met zijn band heeft hij met Blue skies een spetterend bluesrockalbum gemaakt.

Tracks:

  1. Burnin’ up burnin’ down
  2. Am I wrong
  3. Love gone away
  4. Scorcher
  5. Blue skies
  6. This is real
  7. Voodoo chile
  8. Broken heart tattoo
  9. Smile
  10. Hellhound on my trail

Line up:

  • Matt T. Wall – gitaar, zang
  • Stephen Walker – bas
  • Jasper Miller – drums
  • Gordon Cant - hammond

 

23mei/160

Hi-Lo-Fi – Dylan Wickens & The Grand Naturals

Dylan Wickens is een Canadese singer-songwriter, bluesgitarist en voorman van Dylan Wickens & The Grand Naturals, een powertrio dat muziek maakt die geworteld is in de psychedelische bluesrock van de jaren 60 van de vorige eeuw en met duidelijke invloeden van Jimi Hendrix, Cream, The Black Keys, Doyle Bramhall II en Gary Clark jr.

Het eerste album van de band Tattoo black, verscheen in 2010. Wickens was twee keer de winnaar van Toronto’s Blues Society’s National Talent Search en werd genomineerd voor een Maple Blues Award. De band bestaat naast zanger gitarist Dylan Wickens uit drummer Al Webster en bassist Dennis Pinhorn.

Deze maand verscheen Hi Lo-Fi, het nieuwe album van het Canadese bluesrock trio, een album met negen niet al te lange zeer krachtige heavy songs. In het openingsnummer Foolish heart wordt dat meteen al duidelijk. Het trio gaat daarna helemaal los in Love & lust, met de indringende gitaarsolo’s van Wickens over de zeer strakke ritmesectie heen. Het Gary Clark jr. achtige Run sister begint met een harde klap op de drums, waarna de heavy fuzzy bas en de zeer felle gitaarsolo’s losbarsten. In het hoekige Calamity Jane komt even een hammond om de hoek kijken en dat geeft een extra touch. In nummers als Fall apart en She’s back in town is duidelijk te horen dat Dylan Wickens ongetwijfeld beïnvloed  is door Jimi Hendrix, met de (wah wah) gitaarsolo’s. In Your own man en Rock bottom is weer die zeer hechte en heavy ritmesectie prominent aanwezig en ook de keiharde soms vlammende gitaarsolo’s. De tamelijk rauwe stem van Wickens past daar weer precies bij. Het laatste nummer is een liveregistratie van In my time of dying. In vergelijking met de andere songs op dit album is er geen enkel verschil merkbaar. Ook live, en misschien wel juist live, spelen Dylan Wickens & The Grand Naturals de planken uit de bühne.

Conclusie: Hi Lo-Fi is een album met zeer energieke bluesrock. Rauw, echt, traditioneel en modern. Liefhebbers van dit genre worden door Dylan Wickens & The Grand Naturals op hun wenken bediend.

Tracks:

  1. Foolish heart
  2. Love & lust
  3. Run sister
  4. Calamity Jane
  5. Fall apart
  6. She’s back in town
  7. Your own man
  8. Rock bottom
  9. In my time of dying (live)
23mei/160

De nacompetitie

De reguliere voetbalcompetitie zit er op en de meeste voetballers kunnen met vakantie. Op zonnige stranden met een biertje het afgelopen voetbalseizoen nog even doornemen. Nog nagenieten van een kampioenschap of een promotie of je verdriet verdrinken om degradatie. Maar er zijn clubs die aan de bak mogen c.q. moeten. Mogen om via de nacompetitie alsnog promotie af te dwingen en moeten om via diezelfde nacompetitie toch nog aan degradatie te ontkomen.

De nacompetitie, een fenomeen. Een zwakke start van de competitie kan alsnog aan het eind van de rit op een feest uitdraaien. Sprekende voorbeelden zijn de verrichtingen van GOUDA en DONK. De eerste helft van de competitie was matig en voor DONK zelfs rampzalig. Maar halverwege het seizoen ging het bij beide Goudse voetbalteams lekker lopen en dat leverde terecht een periodetitel op. DONK had zelfs nog even uitzicht op de titel maar verprutste het.

Afgelopen weekend ging DONK voortvarend van start en kan donderdag in Schiedam een verdere stap zetten naar promotie, want na de eliminatie van Hermes DVS is DONK er nog niet maar bereiken ze slechts de volgende ronde. GOUDA kan het zaterdag thuis wel meteen afmaken. Winst tegen Excelsior volstaat, simpeler is het niet. Maar ja, dat is theorie, nu de praktijk nog. Ik gun zeker trainer Willem Dekker een mooi afscheid.

 

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
20mei/160

The kings of rhythm – jump jive & wail – Bill Wyman’s Rhythm Kings

Bill Wyman verliet in 1993 na 30 jaar The Rolling Stones. Hij wilde zich zo verklaarde hij destijds bij de BBC dat hij zich wilde gaan concentreren op “de belangrijke dingen in het leven”. Maar de op 24 oktober 1936 geboren “stille Stone”, hij hoopt dit jaar 80(!) jaar te worden, ging niet op zijn lauweren rusten. De eigenaar van het Londense restaurant Sticky Fingers, die toen hij nog deel uitmaakte van The Stones al een aantal soloalbums had uitgebracht, bleef na 1993 actief in de muziek en hij richtte een eigen band op, Bill Wyman’s Rhythm Kings. In die band speelden (en spelen nog steeds), net als op zijn eerdere soloalbums, een keur aan topmuzikanten mee. B.v.  zanger-pianist Georgie Fame (Georgie Fame & The Blue Flames, zanger-organist Gary Brooker (Procol Harum), gitarist Albert Lee (Heads Hand & Feet, Emmylou Harris, Eric Clapton), gitarist Andy Fairweather Low (Amen Corner), jazzgitarist Martin Taylor, sessiedrummer Graham Broad en pianist-accordeonist Geraint Watkins (Nick Lowe, Dave Edmunds, Van Morrison). Musici die hun sporen ruim hebben verdiend in de Britse muziekscene. De band ging in diverse samenstellingen toeren en maakte ook een serie albums. Vorig jaar bracht Bill Wyman na 33 jaar weer een soloalbum uit, het niet onaardige Back to basics.

Bill Wyman staat ook bekend als archivaris (hij heeft heel wat van The Rolling Stones vastgelegd) en daarom is het ook niet vreemd dat ook hij nu oud werk van The Rhythm Kings (opnieuw) gaat uitbrengen. Niet alleen reguliere albums, maar ook albums die als officiële bootlegs al eens via bepaalde (eigen) kanalen verkrijgbaar waren. Maart jl. kwam de box Jump jive & wail, The Kings of Rhythm vol.1 uit, een box met vier albums.

Cd 1, Struttin’ our stuff stamt uit 1997 en was het eerste album van The Rhythm Kings. De twaalf nummers op dit album zijn een mix van covers en eigen composities. Covers als Green river (John Fogerty) met voortreffelijk gitaarwerk van Terry Taylor, en Melody (The Stones) met Eric Clapton op leadgitaar, Gary Brooker op orgel en de blazers o.l.v. Nick Payn, die in Stuff een knetterende saxsolo loslaat. Bill Wyman is een uitstekende bassist en zingt ook op een paar nummers. Maar dat kan hij beter overlaten aan Beverley Skeete, die vocaal uitstekend op dreef is in nummers als Walking on my own, en Bad to the bone. In de bluesklassiekers I’m mad (Willie Mabon) en Down in the bottom (Willie Dixon) is organist Geraint Watkins de leadzanger met Dave Hartley op piano. Gitarist Albert Lee is goed op dreef in Motorvatin’ mama, Jitterburg boogie (Mike Sanchez zang) en Going crazy overnight met mooie backvocals. Hole in my shoe is mooie soul met een hoofdrol voor Georgie Fame op orgel en zijn stem doet de tijden van Georgie Fame & The Blue Flames herleven. Het slotnummer is Tobacco road, een opwindende versie van het bekende nummer van J.D. Loudermilk, met Paul Carrack als zanger en Peter Frampton op gitaar.

Cd 2, Bootleg kings, “live in Europe” is een live album met negen rhythm & bluesnummers die zijn opgenomen tijdens de Europese Tour van Bill Wyman’s Rhythm Kings in 1998. Het schetterende koper van de blazers opent Let the good times roll, waarna Beverley Skeete, Gary Brooker en Georgie Fame om beurten de vocalen voor hun rekening nemen. In Stagger Lee blaast Nick Payn een spetterende saxsolo. Mystery train davert als een trein door het woestijnlandschap met zanger Georgie Fame op hammond en Nick Payne die op mondharmonica de stoomfluit imiteert. Rockin’ pneumonia and the boogiewoogie flu van Huey “Piano”Smith, behoeft geen nadere duiding. Hit the road Jack, met een vleugje Fever, duurt bijna een kwartier, met Georgie Fame weer in een hoofdrol als zanger en met zijn hammondsolo’s, de jazzy gitaar en de saxsolo. Prachtig is de vertolking van Georgia on my mind, met een fenomenaal zingende Fame en de jazzy gitaar van Martin Taylor. De gashendel gaat weer open in het rockende Land of 1000 dances/Tequila, waarin drummer Graham Broad van de bandleden de credits krijgt, en de boogie Good golly miss Molly. Het album eindigt met de rocker Tear it up, met leadzanger Albert Lee die felle gitaarduels uitvecht met Martin Taylor.

Cd 3, Anyway the wind blows, oorspronkelijk uit 1999, is een album met veertien songs en twee bonustracks, met wederom een groot aantal covers en een aantal eigen composities van Bill Wyman en gitarist Terry Taylor. Het titelnummer van J.J. Cale is een lekkere laidback binnenkomer met Peter Frampton op gitaar. Beverley Skeete geeft haar visitekaartje af in Spooky. Walking one & only is swingende jazz met Wyman op bas, Dave Hartley op piano en Georgie Fame vocals en orgel en Albert Lee leadgitaar. Lee neemt ook de leadgitaar ter hand in J.B. Lenoir’s Mojo boogie met de blazers Frank Mead en Nick Payn. Paul Carrack is gastvocalist in Willie Dixon’s blues Too late met Jerry Portnoy op mondharmonica. Every sixty seconds krijgt een andere jazzy uitvoering dan op Wymans soloalbum Stone alone, met Chris Rea op slide en een formidabele Beverley Skeete. Ring my bell is ook een jazzy nummer. In de slowblues Days like this (Mose Allison) zijn weer de hammondsolo’s van Brooker te horen en speelt Dave Hartley piano. Martin Taylor is leadgitarist in het swingende jazzy He’s a real gone guy. Twee beroemde gitaristen vervullen gastrollen in A true romance (Mick Taylor op slide) en in de slowblues Gee baby, ain’t it good to you (Eric Clapton). Swingende soul- en pianoblues wordt ons weer voorgeschoteld in When Hollywood goes black & tan, Crazy he calls me, met Beverley Skeete als een echte nachtclubzangeres, en in Struttin’ our stuff, met zang van Mike Sanchez en een stoïcijns bassende Wyman. De twee bonustracks zijn stampende bluesnummers. Geoff Grange is de leadzanger en harmonicaspeler in Sugar babe, Andy Fairweather Low op leadgitaar, Nicky Hopkins op piano en een strak drummende Chris Johnson. In dezelfde bezetting wordt het album afgesloten met een fel rockende versie van de J. Geils Band klassieker Gonna find me a new love.

Cd 4, Bootleg Kings “Ride again” bevat negen liveopnamen geregistreerd tijdens de UK Tour 2000. Albert Lee bijt het spits af op vocals in I’m ready met Gary Brooker op piano. Brooker is daarna weer volop aan de beurt in zijn eigen compositie Lead me to the water, een heel mooie reggaeachtige gospelsoulblues met Georgie Fame op orgel en de voortreffelijke blazers Nick Payn en Frank Mead. Zangeres Beverley Skeete zingt Jacky Wilson’s Baby workout naar grote hoogten, waarna Albert Lee weer het voortouw neemt in Louis Prima’s swingende jumpblues Jump jive and wail, met een heerlijk “lopende” bas van Bill Wyman. Mystery train is een vast gegeven in de optredens van The Rhythm Kings en het nummer van Junior Parker krijgt ook hier een stomende uitvoering. I’ll be satisfied is een mooie soulblues met een scheurende sax. In Hello little boy van Duke Ellington is Janice Hoyte de leadzangeres en is Bill Wyman nadrukkelijk aanwezig op bas. Baby you got what it takes is heerlijke soulblues met piano, orgel, blazers, duozang en droog drumwerk van Graham Broad. De absolute uitsmijter is de schitterende versie van Hoagy Carmichael’s Georgia on my mind, met de formidabele improviserende zang van Georgie Fame.

Conclusie: De 4 cd box Jump jive & wail geeft een goed beeld van de muziek van Bill Wyman’s Rhythm Kings. De kracht van Wyman is dat hij uitstekende musici om zich heen weet te verzamelen die op de plaat, maar vooral tijdens concerten, voortreffelijke muziek maken. Liefhebbers van blues, R&B, jazz, swing, boogie en ragtime komen volledig aan hun trekken. Bovendien is de box mooi verzorgd en goed gedocumenteerd.

Tracks cd 1: Rhythm kings ‘struttin’ our stuff

  1. Green river
  2. Walking on my own
  3. Melody
  4. Stuff (can’t get enough)
  5. Bad to be alone
  6. I’m mad
  7. Down in the bottom
  8. Motorvatin’ mama
  9. Jitterbug boogie
  10. Going crazy overnight
  11. Hole in my soul
  12. Tobacco road

Tracks cd 2: Bootleg Kings ‘Live in Europe’

  1. Let the good times roll (Vega Club Kopenhagen, Denemarken, 21 oktober 1998)
  2. Stagger Lee (Vega Club Kopenhagen, Denemarken, 21 oktober 1998)
  3. Mystery train (Le Bataclan Parijs, 12 oktober 1998)
  4. Rockin’ pneumonia & the boogie woogie flu (Music Hall Keulen, Duitsland, 15 oktober 1998)
  5. Hit the road Jack/Fever (Vega Club Kopenhagen, Denemarken, 21 oktober 1998)
  6. Georgia on my mind (Concert Hall Oslo, Noorwegen, 24 oktober 1998)
  7. Land of 1000 dances/Tequila (Vega Club Kopenhagen, Denemarken, 21 oktober 1998)
  8. Good golly Miss Molly (Train Club, Kopenhagen, Denemarken, 20 oktober 1998)
  9. Tear it up (Vega Club Kopenhagen, Denemarken, 21 oktober 1998)

Tracks cd 3: Rhythm Kings ‘anyway the wind blows’

  1. Anyway the wind blows
  2. Spooky
  3. Walking one & only
  4. Mojo boogie
  5. Too late
  6. Every sixty seconds
  7. Ring my bell
  8. Days like this
  9. He’s a real good guy
  10. A true romance
  11. Gee baby ain’t good to you
  12. When Hollywood goes black and tan
  13. Crazy he calls me
  14. Struttin’ our stuff

Bonustracks:

  1. Sugar babe
  2. Gonne find a new love

Tracks cd 4: Bootleg Kings ‘Ride again’

  1. I’m ready (De Montfort Hall, Leicester, 27 juni 2000)
  2. Lead me to the water (Marlowe Theatre, Canterbury, 28 juni 2000)
  3. Baby workout (Derngate, Northampton, 7 juni 2000)
  4. Jump, jive & wail (De Montfort Hall, Leicester, 27 juni 2000)
  5. Mystery train (Corn Exchange, Cambridge, 25 juni 2000)
  6. I’ll be satisfied (Derngate, Northampton, 7 juni 2000)
  7. Hello little boy (Rotheshall, Glenrothes, Schotland, 21 juni 2000)
  8. Baby, you got what it takes (Marlowe Theatre, Canterbury, 28 juni 2000)
  9. Georgia on my mind (Marlow Theatre, Canterbury, 28 juni 2000)

 

18mei/160

Live in Sweden 1987 – Johnny Winter & Dr. John

Johnny Winter werd geboren op 23 februari 1944 in Beaumont Texas. Hij begon al heel jong met muziek maken. Eerst op de klarinet, later koos hij voor de ukelele en op aandringen van zijn vader ging hij uiteindelijk over op de gitaar. Toen hij elf jaar was begon hij een duo samen met zijn broer Edgar. Vanaf 1959 speelde Johnny in verschillende bandjes totdat hij in 1968 doorbrak. In datzelfde jaar verscheen zijn eerste album The progressive blues experiment. Daarna volgden nog meerdere succesvolle albums. In 1977 ging hij samenwerken met Muddy Waters. In de jaren 80 maakte hij een aantal bluesrock albums. O.a. door zijn drugs- en drankgebruik, of volgens sommigen vanwege het feit dat hij een albino was, ging zijn gezondheid vanaf de jaren 90 achteruit. Hij bleef wel optreden en bracht ook nog regelmatig albums uit. Johnny Winter overleed op 16 juli 2014 in Zurich, vier dagen nadat hij had opgetreden op het Lovely Days Festival in Wiesen (Zwitserland). Hij werd 70 jaar.

Vorige maand verscheen Live in Sweden 1987, de registratie van een optreden van de band van Johnny Winter en Dr. John, in januari 1987 in de beroemde Sonet Sudios in Stockholm. De zeven nummers op de cd schotelen de luisteraar een klein uur energieke bluesrock voor. Op de dvd staat nog een bonustrack, Prodigal son.

Het album opent met de jachtige bluesrocker Sound the bell met de bekende gierende gitaarsolo’s van Johnny Winter, zijn schorre grommende zang, een bonkende drummer en een pompende bas. De verschroeiende gitaarsolo’s zetten zich voort in de Lonnie Brooks compositie Don’t take advantage of me, met de soms schreeuwerige stem van Winter en de voortdenderende ritmesectie. J.B. Lenoir’s Mojo boogie is een uptempo Elmore James achtige bluesrocker met Winter op slide en een jankende mondharmonica. In You lie too much neemt Dr. John het heft in handen met mooie pianosolo’s en voortreffelijke zang. Door de duidelijke inbreng van Dr. John komt er meteen meer variatie in het concert. In de Muddy Waters klassieker Sugar sweet is de tinkelende piano van Dr. John belangrijk en wisselen Winter en Dr. John elkaar als leadvocalist telkens af. De huilende mondharmoncia drukt ook een stempel op dit nummer. In Love life & money, van het album Third degree uit 1986, een album waar Dr. John ook piano op speelde, houdt Winter zich zowaar iets in als Dr. John op zijn piano een lekkere solo tevoorschijn tovert, maar als snel daarna vlamt de gitaar als nooit tevoren. En over vlammen gesproken, het slotakkoord mag er wezen. Een ruim tien minuten durende uitvoering van de Stones klassieker Jumpin’ Jack Flash. Na een aanloop barst de bekende Richards riff los. Winter geselt zijn gitaar, de piano van Dr. John rammelt lekker en de ritmesectie dendert over alles heen. Een spetterend slotakkoord van een show die met een schreeuw ‘It’s a gas gas” wordt besloten.

Conclusie: Live in Sweden 1987 is een album waar de energie van af spat. De bluesrock van Johnny Winter komt live heel goed tot zijn recht. En de fraaie bijdragen van Dr. John geven net even dat beetje variatie.

Tracks:

  1. Sound the bell
  2. Don’t take advantage of me
  3. Mojo boogie
  4. You lie too much
  5. Sugar sweet
  6. Love life & money
  7. Jumpin’ Jack Flash

Line up:

  • Johnny Winter – gitaar, zang
  • John Paris – bas en harmonica
  • Tom Compton – drums
  • Dr. John – piano, vocals

 

16mei/160

Sporthelden

Nederland heeft er sinds zondag weer een nationale sportheld bij. Een jongeman van net 18 jaar in een supersnelle raceauto brengt iedereen in extase door als eerste Nederlander een Formule-1 race te winnen. Journaals op radio en tv openden met dit sensationele nieuws. Ik moet bekennen dat ik niet echt warm loop voor autosport. Sterker nog, het interesseert me nauwelijks, en ik vind de aan hysterie grenzende euforie lichtelijk overdreven. Desondanks vind ik het een grote prestatie van Max Verstappen.

Helden, je hebt ze in alle soorten. Zondag zag ik twee prachtige documentaires waarin sporthelden de hoofdrol spelen. Feyenoord speelde in mei 1963 de halve finale in de EC 1 tegen het roemruchte Benfica. Honderden supporters reisden met de Groote Beer en de Waterman hun helden na. En een documentaire over de tragische wielrenner Willem Koopman. Held van Rotterdam, die later in een groot zwart gat viel en de bekendste zwerver van de Maasstad werd.

Helden zijn ook zij die zich met Pinksteren weer belangeloos hebben ingezet bij de Roparun. En de helden van de Stichting Kans Tegen Kanker, die nu zonder hun vorige week overleden oprichter Han Heerkens verder moeten. Op zaterdag 28 mei vindt bij Olympia het NK Bumpervoetbal plaats, een actiedag waarvan de opbrengsten naar het onderzoek naar alvleesklierkanker gaan. Deze organisatoren zijn voor mij de echte helden

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties