A song I can live with – Chip Taylor
Chip Taylor wordt op 21 maart 1940 geboren als James Wesley Voight in Yonkers (New York). Hij is bij velen vooral bekend als de schrijver van bekende hits als Wild Thing (Troggs), Angel Of The Morning (Merrilee Rush, PP Arnold), I Can’t Let Go (The Hollies), Try (Janis Joplin) en Son Of A Rotten Gambler (Ann Murray, The Hollies, Emmylou Harris). De zangeressen/violistes Kendal Carson en Carrie Rodriguez hebben hun carrière min of meer aan Taylor te danken. Vanaf 1971 begint Taylor zelf platen uit te brengen. Chip Taylor werd vorig jaar, samen met Elvis Costello, Tom Petty, Marvin Gaye en Nile Rodgers en Bernard Edwards van Chic opgenomen in de Songwriters Hall of Fame in New York City.
Chip Taylor heeft 21 maart jl. al weer zijn 77e verjaardag gevierd. Maar het feit dat hij al ruim boven de gepensioneerde leeftijd is gekomen is voor deze Amerikaanse singer-songwriter blijkbaar geen reden om doelloos achter de geraniums te gaan zitten. Hij blijft maar doorgaan met het maken van muziek en het uitbrengen van albums. Na zijn vorig jaar verschenen album Little brothers heeft Taylor enkele weken geleden weer een nieuw album uitgebracht. Op dit album, A song Ik can live with staan twaalf nieuwe composities waarin hij veel persoonlijke herinneringen ophaalt. Op het album zijn ook bijdragen van gitarist John Platania, multi-instrumentalist Gøran Grini en pedal steel virtuoos Greg Leisz. Het album is gedeeltelijk in de Train Wreck Studios in Mamaroneck, New York en gedeeltelijk in de Grini Studios in Noorwegen opgenomen. De productie is in handen van Taylor en Grini.
In het openingsnummer Crazy girl brengt Taylor een ode aan de ladies met wie hij de afgelopen jaren heeft mogen zingen. In het met prachtige pianoklanken versierde Until it hurts, haalt gaat Taylor terug naar 10 januari 2016, de dag waarop David Bowie overlijdt. Hij haalt verder herinneringen op aan Lou Reed. In A New York in between is weer die typische fluisterende Chip Taylor zang te beluisteren achter akoestische gitaar en prachtige pianoklanken van Gøran Grini, die ook een mooie pianosolo ten beste geeft in Young brooks flow, een song waarbij Taylor bij het schrijven werd geïnspireerd door een favoriete foto van een jong meisje. Een basketbalcoach gaf aanleiding tot het schrijven van Little angel wings, In Joan, Joan, Joan brengt Taylor een prachtige ode aan zijn echtgenote, terwijl ze zitten te eten in hun favoriete Japanse restaurant. Ook in Hey Lou, met gedragen pianoklanken, haalt Taylor herinneringen op aan verschillende bekende mensen, waarbij weer zijn vrouw Joan en ook zijn kleindochter Sammy voorbij komen. Señorita is ‘gewoon’ mooi en het titelnummer A song I can live with is een soort gebed met Greg Leisz op pedal steel. Save your blues and your money is een fluisterend gezongen blues, met piano, gitaar en flarden mondharmonica. In Los Alamitos story verhaalt Taylor over John Cooper, een paardentrainer van de Los Alamitos Racetrack in het zuiden van Californië. Het slotnummer Whisper amen is een pareltje, weer een soort gebed. Fluisterend zingend met piano en orkestrale elementen brengt Taylor hulde aan mensen die niet aan zichzelf maar aan anderen denken, met zijn vrouw Joan als een van de voorbeelden.
Conclusie: Met A song I can live with heeft Chip Taylor een van zijn meest persoonlijke albums gemaakt. Hoe vaker je het album beluistert hoe mooier je het gaat vinden. Een prachtig album met mooie ingetogen songs en smaakvolle begeleiding. Rootsmuziek van grote klasse!
Tracks:
- Crazy girl
- Until it hurts
- A New York in between
- Young brooks flow
- Little angel wings
- Joan, Joan, Joan
- Hey Lou
- Señorita
- A song I can live with
- Save your blues and your money
- Los Alamitos story
- Whisper amen
Een blijvend aandenken
Het is al weer een jaar geleden dat de beste voetballer die Nederland ooit heeft gekend overleed, maar de naam van Johan Cruijff zoemt nog steeds rond. Neem dat gedoe om de naamgeving van de Amsterdam Arena. Voetballiefhebbers zijn het er over eens dat dit Amsterdamse voetbalstadion de naam van de grote godenzoon moet sieren. Laten die dwarsliggers een voorbeeld nemen aan SC Heerenveen dat hun nieuwe stadion meteen vernoemde naar Abe Lenstra. Sporticonen verdienen een blijvend aandenken.
In Gouda fiets ik regelmatig langs de tafeltennisaccommodatie van Vriendenschaar. Grote klasse dat ze deze accommodatie hebben vernoemd naar Ton de Gruijl, een van de grootste tafeltennissers die Gouda ooit heeft gehad. Het clubhuis van GRTC Excelsior heet het G.W. Oussoren clubhuis, naar de oud voorzitter die zoveel voor de Goudse wielervereniging heeft betekend. Olympia eerde in 2015 erelid Leen den Braber en doopte de twee mini kunstgrasveldjes en de vier jeu-de-boules banen om in het ‘Leen den Braber sportplaza’. Zomaar een paar voorbeelden.
Zondag was ik bij DONK getuige van het indrukwekkende eerbetoon aan de overleden Jober Thoen. Voor aanvang van de wedstrijd tegen Foreholte werd een enorme vlag met het portret van een lachende Jober het veld opgedragen. Hij was als het ware gewoon aanwezig.
Ik opperde vorige week de suggestie om de tribune naar deze clubicoon te vernoemen en ik heb de indruk gekregen dat men deze suggestie niet meteen als onzin af doet. Hoe dan ook, een beslissing hierover zal zeker geen jaar op zich laten wachten.
Telemaster live in ’75 – Roy Buchanan
Roy Buchanan wordt op 23 september 1939 geboren in Ozark, Arkansas. Aanvankelijk toont hij begin jaren 50 talent voor de steelgitaar. Zijn professionele carrière als gitarist begint als hij 15 jaar is in de Rhytm and Blues Revue van Johnny Otis. In 1958 maakt Roy Buchanan zijn platendebuut met Dale Hawkins. In de vroege jaren 60 speelt Buchanan als gitarist bij diverse rockbands en is hij als sessiemuzikant te horen op platen van o.a. Freddy Cannon, Merle Kilgore en Danny & the Juniors. Eind jaren 60 heeft Buchanan even genoeg van de muziekindustrie, maar na het zien van de televisiedocumentaire ‘Introducing Roy Buchanan’ gaat hij weer muziek maken. Hij start een solocarrière en vanaf 1972 verschijnen er tot zijn dood in 1988 regelmatig albums. Ook na Buchanan’s dood verschijnen er postuum nog al wat (verzamel) en live albums. Vorig jaar verscheen er een dubbelalbum met vroege opnamen van Roy Buchanan uit de periode 1957 – 1962, zijn periode als sessiemuzikant.
Vorige maand kwam er weer een album uit van deze gitaarvirtuoos, een live album met opnamen uit 1975. Op dit album getiteld Telemaster live in ’75, wordt de meester van de Telecaster begeleid door uitstekende muzikanten als Dick Heintze en Malcolm Lukens (keys), bassist John Harrison en drummer Ron Foster.
Het openingsnummer Can I change my mind begint met een fel Elmore James achtig gitaarintro en naarmate het nummer vordert zijn de typische Buchanan gitaarsolo’s te horen. In de uptempo bluesrocker Running out is de uitstekende ritmesectie te horen en pas aan het eind komt Buchanan pas met echte solo’s. Dat verandert in Further up on the road, een Texas shuffle die als eerste in 1957 door Bobby Bland op de plaat werd gezet. Spetterend gitaarwerk. De slowblues I used to have a woman begint met een improviserende Buchanan die al snel zijn gitaar laat janken en ‘spreken’ met slepende solo’s. Na de rockende Robert Johnson klassieker Sweet home Chicago is het tijd voor The Messiah will come again, een song van zijn soloalbum Roy Buchanan uit 1972. Een schitterende slowblues met een mompelend zingende Buchanan, plechtig orgelspel en de huilende gitaar die de hogen tonen beklimt. In het van Jerry Lee Lewis bekende Whole lotta shakin’ goin’ on treedt Buchanan niet op de voorgrond, maar laat het grote werk in deze rocker over aan zijn ritmesectie en aan zijn organist met een wervelende orgelsolo. Sweet dreams is de fantastische uitsmijter. Roy Buchanan’s jankende gitaar en het orgel maken van deze countryklassieker van Don Gibson een tearjerker van de bovenste plank.
Conclusie: Roy Buchanan was niet iemand die als een Mick Jagger over het podium rende, maar stond er meestal bescheiden en verlegen bij. Maar geef de man een gitaar en hij is niet meer te houden. Wat een gitarist was hij. Hopelijk ligt er nog meer lekkers op de planken want het smaakt naar meer.
Tracks:
- Can I change my mind
- Running out
- Further up on the road
- I used to have a woman
- Sweet home Chicago
- The Messiah will come again
- Whole lotta shakin’ goin’ on
- Sweet dreams
Line up:
- Roy Buchanan – gitaar, zang
- Dick Heintze – keys
- Malcolm Lukens – keys
- John Harrison – bas, zang
- Ron ‘Byrd’ Foster – drums, zang
De kleine generaal van DONK
Ik zat vorige week woensdag op het stembureau toen iemand mij vertelde dat Jober Thoen die ochtend vroeg was overleden. Ik wist dat hij in het ziekenhuis lag, maar dit bericht kwam als een klap in mijn gezicht binnen. Jober Thoen, voor velen dat kleine mannetje met die karakteristieke stem dat altijd en overal op het complex van zijn cluppie DONK was te vinden.
Jober Thoen is dood en hij laat een enorm gat achter. De Goudse voetbalwereld heeft een kleurrijke en zeer geliefde icoon verloren. Tijdens de nieuwjaarsreceptie in januari werd hij benoemd tot erelid en als er één dat verdiende was het Jober Thoen.
Zoals velen heb ook ik mooie herinneringen aan Jober Thoen. Ik zal er eentje vertellen. Jaren geleden, toen DONK een wedstrijd bij VEP speelde, liep een dame te leuren met lootjes. ‘Hoeveel heb je er nog’ vroeg Jober en toen de dame min of meer beteuterd zei dat zij nog twee volle boekjes had, trok Jober zijn portemonnee en kocht zonder blikken of blozen alles op. Na afloop had hij uiteraard prijzen gewonnen, maar hij kon of had geen zin om al die prijzen mee naar Gouda te nemen. ‘Hou maar, voor de jeugd’ zei hij tegen de verblufte Woerdenaren.
De naam Jober Thoen zal hopelijk nog lang in het geheugen van voetbalminnend Gouda voortleven. Is het misschien een idee om als ultiem eerbetoon aan de kleine generaal bv.. de tribune van DONK om te dopen in de Jober Thoen tribune?
Bobby Fuller died for your sins – Chuck Prophet
Een van mijn favoriete gitaargroepen in de jaren 80 van de vorige eeuw was Green on Red. Hun album Gas food lodging uit 1985 heb ik letterlijk grijs gedraaid. Green on Red, de Amerikaanse gitaarrock band uit Tucson Arizona van zanger-gitarist Dan Stuart, toetsenist Chris Cacavas en gitarist Chuck Prophet, die zijn debuut maakte op het album Gas food lodging.
Chuck Prophet is geboren op 28 juni 1963 in Whittier, Californië. Hij start zijn muzikale carrière dus in Green on Red, waarmee hij optreedt en waarmee hij in de jaren 80 een aantal succesvolle platen opneemt. Na het opheffen van Green on Red start Chuck Prophet een solocarrière. In 1990 verschijnt zijn eerste soloalbum Brother Aldo. Na dit debuut brengt hij regelmatig nieuwe albums uit. Vorige maand verscheen Bobby Fuller died for your sins, de opvolger van Night surfer uit 2014.
In het titelnummer, een uptempo sixties song, herinnert Prophet ons aan Bobby Fuller, een rockzanger die begin 1966 met The Bobby Fuller Four een enorme hit scoorde met I fought the law en die op 18 juli 1966 dood werd aangetroffen in zijn auto in Los Angeles. Zelfmoord of moord, de ware doodsoorzaak van Fuller staat vandaag de dag nog niet vast. Your skin is ook een lekkere uptempo song met gitaar, met naast zang van Prophet ook de stem van zijn levensgezellin Stephanie Finch. Open up your heart is een mooie ballad, met ingetogen zang, subtiel gitaarwerk en keys. In Coming out in code en Killing machine gaat het er weer steviger aan toe. Gitaren, het orgeltje en de zang van Prophet die associaties opwekt met de stem van Ray Davies van The Kinks. Prophet herdenkt de vele popdoden van 2016 in het Tom Petty achtige Bad year for rock and roll. Rockt lekker weg en heeft mooie intermezzo’s. In het humoristische Jesus was a social drinker, met zijn lyrische gitaarsolo’s, keys en het wervelende slot, hoor ik invloeden van Lou Reed. Prophet heeft een strakke ritmesectie om zich heen verzameld en die gaat goed los in de Springsteen achtige uptempo rocker In the mausoleum. Gitaren voeren de boventoon in de melodieuze gitaarrocker Rider or the train, met opnieuw invloeden van Tom Petty. De humor is weer aanwezig in If I was Connie Britton, een verwijzing naar de Amerikaanse actrice die o.a. furore maakt in de televisieseries Spin City en Friday Night Lights. Na het rockende Post-war cinematic dead man blues komt de rustige ballad We got up and played, met halverwege een mooie korte lyrische gitaarsolo. Het slotnummer Alex Nieto heeft felle gitaarsolo’s. In deze song brengt Prophet een ode aan de jonge Latino en plichtsbewuste bewakings-agent die door politiekogels om het leven kwam.
Conclusie: Chuck Prophet brengt al jaren albums uit met rootsrock van grote klasse en met zijn nieuweling Bobby Fuller died for your sins voegt hij er weer eentje toe. Een uitstekend album.
Tracks:
- Bobby Fuller died for your sins
- Your skin
- Open up your heart
- Coming out in code
- Killing machine
- Bad year for rock and roll
- Jesus was a social drinker
- In the mausoleum
- Rider or the train
- If I was Connie Britton
- Post-war cinematic dead man blues
- We got up and played
- Alex Nieto
Line up:
Chuck Prophet - guitars, vocals
James DePrato - guitars
Kevin T. White - bass
Vicente Rodriguez - drums
Stephanie Finch - vocals
Prairie Prince - drums
Matt Vinegar - keyboards, bass, vocals, guitar
Jim Hoke - woodwinds
Brad Jones - bass, harmonica, keyboards
Paul Revelli - drums
De kleine generaal
‘Met Jober Thoen’. Deze bekende drie woorden hoorde ik regelmatig zondagmorgen via de telefoon als ik naar SV DONK belde om te vragen of Jober Thoen mee ging naar de uitwedstrijd van DONK 1. Eigenlijk was het vragen naar de bekende weg, want natuurlijk ging Jober naar de uitwedstrijd van zijn cluppie. ‘Moet ik verslag geven’ vroeg hij dan met zijn karakteristieke stem. ‘Ja Jober, graag, dan zet ik je ook in het draaiboek van Gouwestad Sport’. ‘Ja ja, doe ik’ was altijd zijn antwoord.
Maar ik hoef nu helaas zondagmorgen niet meer naar SV DONK te bellen want we zullen de krakende stem van Jober nooit meer horen. Ik hoefde hem vanmorgen niet meer te vragen of hij naar Groeneweg – DONK ging. De sympathieke Donkiaan overleed woensdagmorgen. Zo sta je midden in het leven en zo is het ineens afgelopen. Alles van waarde is weerloos schreef de dichter Lucebert en dat is weer een waarheid als een koe.
Voor velen is het nog niet te bevatten dat deze kleine generaal zoals ik hem altijd liefkozend noemde er niet meer is. Zijn dood heeft een groot gat geslagen. Niet alleen in de DONK familie maar in de gehele Goudse voetbalwereld. Wie kende hem niet, dat kleine mannetje dat altijd en overal aanwezig leek te zijn. Ik zou wel eens willen weten hoeveel wedstrijd-formulieren hij als wedstrijdsecretaris heeft ingevuld. En hoeveel scheidsrechters hij heeft ontvangen. Hoeveel bekertjes thee zal hij tijdens de rust van voetbalwedstrijden hebben uitgedeeld. We zullen het nooit meer te weten komen.
Zoals velen heb ook ik heel mooie herinneringen aan Jober Thoen. Ik zal er eentje vertellen. Jaren geleden liep een dame bij VEP te leuren met lootjes. ‘Hoeveel heb je er nog’ vroeg Jober en toen de mevrouw min of meer beteuterd zei dat zij nog twee volle boekjes had, trok Jober zijn portemonnee en kocht tot verbazing van de mevrouw alles op. Na afloop had hij uiteraard prijzen gewonnen, maar hij kon of had geen zin om al die prijzen mee naar Gouda te nemen. ‘Hou maar, voor de jeugd’ zei hij tegen de verblufte Woerdenaren.
Jober Thoen is dood en hij laat zoals gezegd een enorm gat achter. Hartverwarmend waren de vele reacties naar aanleiding van zijn overlijden. Hieruit blijkt zijn ongelofelijke populariteit.
De Goudse voetbalwereld is een kleurrijk persoon kwijt. Zeg maar gerust dat ze een icoon hebben verloren. Tijdens de laatste nieuwjaarsreceptie werd hij benoemd tot erelid en als er één dat verdiende was het Jober Thoen. De naam Jober Thoen zal hopelijk nog lang in het geheugen van voetbalminnend Gouda voortleven. Is het misschien een idee om als ultiem eerbetoon aan de kleine generaal bv. de tribune van SV DONK om te dopen in de Jober Thoen tribune?
Rust in vrede kleine generaal!
The A & B – Reto Burrell
Twee jaar geleden kwam ik in aanraking met de muziek van de Zwitserse zangeres Evelyne Péquignot, oftewel Little Chevy. Een voor mij onbekende zangeres, die met Sweet home een mooi debuutalbum afleverde. En deze maand maakte ik kennis met Reto Burrell, een voor mij ook onbekende singer-songwriter uit Zwitserland.
Reto Burrell is geboren op 8 maart 1973 in Luzern en brengt zijn jeugd door in Emmen, in het kanton Luzern. In 1977 emigreert hij met zijn ouders naar Australië, maar jaren later keert hij weer terug naar Zwitserland. Burrell ontwikkelt op jonge leeftijd al een fascinatie voor rockmuziek en speelt in verschillende (punk)rock bands. In 1997 kiest hij voor een solocarrière en in dat jaar verschijnt zijn debuutalbum Eleven songs. Daarna brengt Burrell regelmatig albums uit.
Vorige maand verscheen er na drie jaar weer een nieuw album van Reto Burrell, Side A & B. Het album telt veertien door Burrell geschreven nummers en hij tekende ook voor de productie. Het album is te verdelen in twee helften. Op de eerste zeven nummers (Side A) wordt Burrell begeleid door een uitgebreide band terwijl de andere zeven nummers (Side B) een semi akoestische folky inslag hebben.
Met Shake it, een Tom Petty achtige gitaarrocker, begint het album stevig. De sound van Tom Petty kleurt ook de heerlijke melodieuze uptempo rocker Chasing the wild. Lekkere felle gitaarsolo’s en keys. Een echte roadsong. De mooie ballad How many doubts begint met een akoestische gitaar, maar er is ook een korte felle gitaarsolo te horen, gelardeerd met de keys van Thomas Kull. Dat Burrell een puike band om zich heen heeft verzameld blijkt in het melodieuze uptempo Swimming in stars met een mooi piano intermezzo. In Ticket to fly gaat de band rockend te keer en I hate goodbyes is powerrock met fijne backing vocals. Red red wine pt. 2 valt, ondanks de korte harmonicasolo, iets uit de toon in vergelijking met de vorige nummers.
Met When it comes to town tonight begint het (semi) akoestische gedeelte van het album. Een mooie ballad met akoestische gitaar, orgel en slide. You’re still alive is een pareltje met prachtige indringende zang. Seize the morning light is de eerste single van het album. Een prachtig nummer met akoestische gitaar en orgel. Orgel en intense zang zijn ook in Sweet lover te horen. In het enigszins psychedelische Three monkeys , met accordeon, gaat het er weer iets steviger aan toe. In A reason to stay here is Reto Burrell vocaal weer sterk op dreef. Piano, pedal steel en backing vocals doen de rest. Gladiators of society is een mooi, vrijwel geheel akoestisch slot.
Conclusie: Reto Burrell is voor mij na het beluisteren van Side A & B nu geen onbekende meer. In zowel het eerste als in het tweede gedeelte van het album overtuigt hij. Zowel in de songs met de volledige begeleidingsband als in het semi-akoestische gedeelte bewijst hij een prima muzikant te zijn. Een uitstekend gevarieerd album.
Tracks:
- Shake it
- Chasing the wild
- How many doubts
- Swimming in stars
- Ticket to fly
- I hate goodbyes
- Red red wine pt. 2
- When it comes to town tonight
- You’re still alive
- Seize the morning light
- Sweet lover
- Three monkeys
- A reason to stay here
- Gladiators of society
Line up:
- Reto Burrell – zang, elektrische- en akoestische gitaar, harmonica en percussie
- Thomas Kull – B3, piano, wurlitzer, juno strings en accordeon
- Pascal Biedermann – slide gitaar en pedal steel
- Andy Schnellmann – bas
- Chris Filter – drums
- Ryan Burrell – steel pans, bells
- Nicolas Senn – dulcimer
- Ishantu – backing vocals
- Phillipe Burrell – backing vocals
- Rene ‘Coal’ Burrell – backing vocals
2nd Line city – Verbraak en Van Bijnen
Joost Verbraak studeert in 2005 af als docent muziek aan het Conservatorium in Rotterdam. Daarna volgt hij nog een hoofdvakstudie trompet bij Eric Vloeimans. Verbraak is actief in verschillende bands. Met Trum&bass en Sesgado speelt hij een mix van jazz, wereldmuziek en pop. Met de akoestische formatie Playground Millionaires speelt hij allerlei soorten hits uit de afgelopen 75 jaar uit de muziekgeschiedenis. Met bassiste Sanne Verbogt vormt hij De Jazz van Tegenwoordig, een band die ook educatieve projecten en workshops verzorgt tijdens festivals en op scholen. Zomaar een greep uit de vele muzikale activiteiten van deze Roosendaalse muzikant.
Net als Joost Verbraak heeft ook Jan van Bijnen gestudeerd aan het Conservatorium in Rotterdam. Naast zijn baan als docent aan de Muziekschool in Krimpen aan den IJssel is hij als multi-instrumentalist actief. Hij speelt o.a. in de band van Freek de Jonge en trad op met Daniel Lohues, Tim Knol, Tangarine en internationale artiesten. Met de band Point Quiet was hij support act voor o.a. The Isbells, Frazey Ford en Steve Wynn. Ook is hij frontman van de 50’s act Lazy J et son Orchestre en slidegitarist in de band van de Berlijnse singer-songwriter Sonja Markowski. Het muzikale hart van van Bijnen ligt bij americana en bluegrass.
Op muzikaal gebied hebben Joost Verbraak en Jan van Bijnen elkaar ook gevonden en vormen ze inmiddels een nieuw duo. Deze samenwerking resulteerde vorig jaar oktober in het album 2nd Line city, een album dat behalve het titelnummer verder acht covers telt.
Het openingsnummer Humming bird is een oude klassieke countrysong van Johnnie Wright & Jack Anglin, een countryduo dat in de jaren 30, 40 en 50 grote successen had. In het titelnummer voeren Verbraak en van Bijnen de luisteraar naar New Orleans, naar de sferen van de Mardi Gras. Een mooie gastrol is hier weggelegd voor Co Vergouwen met zijn Dr. John achtige pianospel. De klok slaat tex mex in Carmelita. Deze cover van Warren Zevon heeft een hoog Ry Cooder gehalte met een mooie accordeon en trompet. In Tango till they’re sore wordt met name door de sousafoon en de trombone de vaudeville achtige sfeer van Tom Waits aardig benaderd. Dat het duo Verbraak & van Bijnen veel stijlen beheerst bewijzen ze in Mean old world, een mooie authentieke vertolking van het oude bluesnummer van T-Bone Walker, met van Bijnen op lapsteel. En zoals in bijna alle songs geeft de sousafoon van Verbraak dat extra tintje. De soul, met subtiel gitaarwerk, is te horen in 634-5789, een klassieker van Eddie Floyd en Steve Cropper. Van Bijnen en Verbraak geven hun eigen invulling aan het uptempo It’s all over now van Womack & Womack. De authentieke blues is weer terug in Nobody’s fault but mine van Blind Willie Johnson, met banjo, sousafoon en ‘kale’ percussie. Van Bijnen en Verbraak hebben wat mij betreft het mooiste voor het laatst bewaard. In Sad songs and waltzes zit alles wat dit nummer in een pareltje omtovert. Een subtiele mandoline, mooie ingetogen zang, een trombonesolo. Willie Nelson zal bij het horen van zijn compositie ongetwijfeld goedkeurend knikken.
Conclusie: 2nd Line city is een lekker in het gehoor liggend album waarop het duo Verbraak en van Bijnen. bewijst een keur aan muziekstijlen goed te beheersen. Wat mij betreft mag deze muzikale samenwerking worden voortgezet.
Tracks:
- Humming bird
- 2nd Line city
- Carmelita
- Tango till they’re sore
- Mean old world
- 634-5789
- It’s all over now
- Nobody’s fault but mine
- Sad songs and waltzes
Line up:
- Jan van Bijnen – zang, gitaar, percussie, dobro, banjo, lapsteel, bas, mandoline, accordeon
- Joost Verbraak – sousafoon, percussie, zang, trompet, trombone, philicorda, rhodes,
- Co Vergouwen – piano (track 2)
Het mysterie van het thuisvoordeel
Er zijn veel mysteries in de sport. Neem bij voorbeeld de vorm van de dag. Wat moet je daar voor doen? Goed en gezond eten, goed slapen, geen seks vlak voor de wedstrijd? Of juist wel! Ben je mentaal in vorm omdat je de nacht er voor gedroomd hebt dat je de winnende treffer scoorde? Speelt de temperatuur een rol? Maakt het uit of het regent of dat de zon schijnt? Wie het weet mag het zeggen.
Een ander mysterie is het zgn. thuisvoordeel. Hoe groot is de rol van de fanatieke supporters? Kustgras wordt ook wel als een voordeel gezien. ‘Thuis fluitende’ scheidsrechters? Clubgrensrechters die ‘punten voor hun club pakken’ door hun vlaggedrag?
Ook hier kan ik geen afdoende verklaring vinden. Laat ik me beperken tot het Goudse voetbal. Jodan Boys heeft dit seizoen slechts 2 van de 10 thuiswedstrijden gewonnen, terwijl ze kunstgras hebben en er aardig wat publiek komt kijken. Gouda moet het wel van zijn thuiswedstrijden hebben, maar die hebben geen kunstgras en om nou te zeggen dat elke wedstrijd uitverkocht is, nee.
Zondag was ik bij Olympia dat zijn 7e nederlaag in 9 thuiswedstrijden leed. Ik heb hier en daar eens rondgevraagd, maar niemand kon een afdoende verklaring geven. Misschien het slechte veld, maar ja daar heeft de tegenstander ook last van. Publiek was er wel, hoewel veel supporters in de kantine voor de tv naar een Eredivisiewedstrijd kijken. Wellicht een psycholoog inhuren? A.s. zondag speelt Olympia in Poortugaal. Uitvoordeel. Drie punten!
The American Country Legends
‘Een moderne Country en West Coast voorstelling die de ware muziekliefhebber natuurlijk niet mag missen’ las ik ergens in een aankondiging van The American Country Legends. En aangezien ik een muziekliefhebber ben spoedde ik mij vrijdagavond 10 maart jl. naar de Goudse Schouwburg. Normaal vinden deze concerten plaats in de kleine zaal, maar deze keer stond deze show in de grote zaal geprogrammeerd. En tot mijn lichte verbazing was de zaal zo te zien vrijwel uitverkocht.
Om klokslag 20.00 uur gingen de lichten uit en zette de band On the road again in. Een lekkere binnenkomer. De toon was meteen gezet. Zangeres Lana Wolf had een prima band tevoorschijn getoverd met Wim van der Vliert (zang, gitaar), Johan Jansen (pedal steel en dobro), Ad Welten (bas, contrabas, zang), Joost van Es (fiddle, mandoline, zang), André Sommer (toetsen), Erik Albers (drums) en de uit Nashville Tennessee afkomstige zangeres Pam MacBeth. Na het openingsnummer van Willie Nelson kreeg het publiek een prachtige versie van Little Feat’s Willin’ voorgeschoteld. Heel mooie zang en Johan Jansen op pedal steel in topvorm. En dat was nog maar het begin van de serie klassiekers. Hey good lookin’ (Hank Williams), de mooie a capella zang in Catfish John (The Grateful Dead), Sweet music man (Kenny Rogers) en ook op de plaat gezet door Waylon Jennings. You’re no good, een nummer 1 hit uit 1975 van Linda Ronstadt. Het mooie If tomorrow never comes van Garth Brooks uit 1989 en in 2002 ook een grote hit van Ronan Keating. Kris Kristofferson ontbrak uiteraard ook niet. In het door hem in 1970 geschreven en door Janis Joplin tot een wereldhit gezongen Me and Bobby McGee mochten de diverse bandleden soleren. Daarna was er een eerbetoon aan Glenn Frey, de vorig jaar overleden zanger-gitarist van The Eagles met Heartache tonight, Lyin’ eyes en Life in the fast lane.
Toen de gordijnen na de pauze weer open gingen waren er de bekende mooie pianotonen van het intro van Desperado te horen. Ook nu kreeg het publiek weer een reeks klassiekers te horen, zoals een zwijmelende versie van Kenny Rogers’ Lucille. De veel te vroeg overleden Patsy Cline werd geëerd met I fall to pieces, Walking after midnight en Crazy. Pat MacBeth vertolkte daarna een huiveringwekkend mooie versie van Jolene van Dolly Parton. Toen was het de beurt aan Joost van Es, die nadat hij zijn mouwen letterlijk had opgestroopt een wervelende bluegrass show weggaf op zijn fiddle. Ik moet toch eens naar de beroemde parelsessies van Joost van Es in de Parel van Zuilen gaan luisteren. Lonely boy van Andrew Gold gezongen door gitarist Wim van der Vliert, door Lana Wolf liefkozend aangekondigd als de Nederlandse Vince Gill. Teach your children van Crosby, Stills, Nash en Young met weer een fantastische pedal steel van Johan Jansen. Van Shania Twain ben ik geen fan, maar haar cover Any man of mine kon mij wel bekoren. Heel mooi was ook het door Lana Wolf, Pam MacBeth en Joost van Es a capella gezongen Amazing grace, dat een blokje gospel inluidde met Will the circle be unbroken en I saw the light.
De toegift was voor het merendeel van het publiek een feest van herkenning met Country roads (John Denver), Blanket on the ground (Billy Joe Spears), Rose garden (Lynn Anderson), Stand by your man (Tammy Wynette) en Thank God I’m a country boy (John Denver). Allemaal grote country hits uit de jaren 70.
Ik denk dat ik namens iedere aanwezige wel kan zeggen dat het optreden van The American Legends in de Goudse Schouwburg een groot succes was.