Lynn Miles – We’ll look for stars
De Canadese singer-songwriter Lynn Miles (29 september 1958 Cowansville, Quebec) leert tijdens haar schooltijd viool, gitaar, piano en fluit spelen. Ze studeert zang, klassieke muziekgeschiedenis en muziektheorie aan de Carleton Universiteit in Ottawa. In 1987 maakt ze haar eerste demo (cassette) met negen eigen nummers. Haar eerste officiële soloalbum Chalk this one up to the moon verschijnt in 1991. Miles verhuist in haar carrière een aantal keer om via Los Angeles, Nashville, Tennessee, en Austin, Texas, uiteindelijk toch weer terug te keren naar Canada, naar Ottawa. Zij wint meerdere awards (songwriter of the year, Juno award). Met de Canadese singer-songwriter Lynn Hanson vormt Miles het folkduo The Lynnes. Van dit duo komt in 2018 hun debuutalbum Heartbreak song for the radio uit.
Begin deze maand verscheen We’ll look for stars, het nieuwe soloalbum van Lynn Miles, met louter eigen composities. Zij produceerde samen met Dave Draves het album.
Het album opent met het titelnummer en het eerder op single uitgebrachte We’ll look for stars, een prachtig gezongen pianoballad. Ook The saddest song I ever wrote is een ballad met aparte gitaarbegeleiding. Daarna gaat het tempo omhoog in A heart can only take so much, een echt bandnummer met een fraaie weissenbornsolo van Greg Leisz en heerlijke harmonieën van Rebecca Campbell. In de walz Merle brengt Miles een mooie ode aan de in 2016 overleden legendarische Merle Haggard. Restless is weer uptempo, met uitbundige zang en Greg Leisz nu op pedal steel. Miles wordt met haar heldere zang en fingerpicking gitaarspel in Old soul subtiel begeleid door Dave Draves op accordeon. Na de pianoballad The world is spinning en de voorzichtige slide in She drinks, is Main St. weer een stevig uptempo bandnummer met gitaren en fiddle. Prachtig, soms ingetogen, is de zang in het met mooi gitaarwerk versierde In the wilderness. Het album sluit af met het emotionele ingetogen met strings opgesierde Because we love.
Conclusie: We’ll look for stars is een wonderschoon album met een Lynn Miles in topvorm.
Tracks:
- We’ll look for stars
- The saddest song I ever wrote
- A heart can only take so much
- Merle
- Restless
- Old soul
- The world is spinning
- She drinks
- Main St.
- In the wilderness
- Because we love
Line up:
- Lynn Miles – zang, akoestische gitaar, elektrische gitaar, slide, piano, wurlitzer
- Dave Draves – accordeon, wurlitzer, hammond, piano, bas, gitaar, vibes
- Peter von Althen – drums
- Jon Hynes – bas
- Rebecca Campbell – harmony vocals (track 3)
- James Stephens – fiddle (track 9)
- Greg Leisz – pedal steel (track 5), Weissenborn gitaar (track 3)
Johnny Cash – Compete Mercury Albums 1986-1991
Nadat Johnny Cash (26 februari 1932 – 12 september 2003) bijna 30 jaar zijn platen uitbracht op Columbia Records verkaste de countrylegende in 1986 naar Mercury Records. De albums die Johnny Cash voor dit label maakte zijn in april jl. in een mooie boxset opnieuw uitgebracht.
Cd 1, Class of ’55 Memphis Rock & Roll Homecoming, verscheen oorspronkelijk op 26 mei 1986. Op dit album, dat werd opgenomen in september 1985 in de befaamde SUN Studio’s van Sam Phillips, geven naast Johnny Cash ook Carl Perkins, Roy Orbison en Jerry Lee Lewis acte de presence. Carl Perkins neemt op track 1 en 3 het voortouw, Jerry Lee Lewis op track 2 en 8 en Roy Orbison op track 6. Johnny Cash neemt het initiatief in het door Paul Kennerly geschreven We remember the king, een gospelachtige ode aan Elvis Presley en het door hemzelf geschreven I will rock and roll with you. Ieder geeft aan deze nummers zijn eigen bekende invulling. Alle vier tegelijk zijn ze te horen in Waymore’s blues en Rock and roll (fais-do-do). En ook in het bijna acht minuten durende Big train (from Memphis). Op deze John Fogerty song zijn in de backing vocals ook John Fogerty, Juni Carter Cash, Sam Phillips, Dave Edmunds, The Judds, Rick Nelson, Jack Clement en Marty Stuart te horen.
Cd 2, Johnny Cash is coming to town, het eerste soloalbum van Johnny Cash voor Mercury Records, verscheen in 1987. Van de tien songs op dit album zijn I’d rather have you en The ballad of Barbara door Cash geschreven. The ballad of Barbara is opnieuw opgenomen en was al eerder begin jaren ’70 een hit voor Cash. Het album varieert van uptempo songs met blazers (Elvis Costello’s The big light) en W. Lee Daniel and the Light Crust Dough Boys tot tearjerkers als Letters from home en de gospel My ship wil sail. Bekende covers zijn het door Merle Travis geschreven en van Tennessee Ernie Ford bekende Sixteen tons en Let him roll, een song van Guy Clark van diens debuutalbum Old. Nr. 1 uit 1975. Fraai is ook het duet met Waylon Jennings in The night Hank Williams came to town.
Cd 3, Water from the wells of home, werd op 10 oktober 1988 uitgebracht. Op dit album zingt Cash tien mooie duetten met uiteenlopende artiesten als The Everly Brothers, Tom T. Hall, Glen Campbell, Waylon Jennings, Hank Wiliams jr. en zelfs Paul McCartney. En uiteraard met zijn familieleden Rosanne Cash, John Carter Cash, June Carter Cash en The Carter Family. Andere musici op het album zijn o.a. Marty Stuart (gitaar, mandoline), Jack Clement (gitaar, ukelele), Charles Cochran (keys), Ralph Mooney (pedal steel), Lloyd Green (dobro) en Ace Cannon (saxofoon). Als extraatje staan er op deze nieuwe uitgave twee alternate mixes.
Cd 4, Classic Cash Hall of Fame Sessions, werd uitgebracht op 19 september 1988. Het album bevat 20 opnieuw opgenomen songs die Cash eerder heeft uitgebracht, waaronder heel oude en bekende nummers als I walk the line, A thing called love, Cry, cry, cry, Ring of fire en Folsom prison blues. In vergelijking met de originele opnamen zit er minder diepgang in de nummers, is de productie ‘gladder’, klinken ze sterieler, worden ze sneller gespeeld en klinken ze soms enigszins geforceerd. Nieuw is ook het gebruik van synthesizers. De blazers op Ring of fire zijn prachtig maar op A thing called love is het even wennen aan de trompet. De pianobijdragen op b.v. Peace in the valley, The ways of a woman in love en Supper time zijn heel mooi. En die stem van Johnny Cash blijft hoe dan ook uitzonderlijk.
Cd 5, Classic Cash Hall of Fame Sessions, early mixes bevat vroege mixes van dezelfde 20 nummers als op cd 4.
Cd 6, Boom chica boom verscheen voor het eerst op 22 januari 1990. De titel van het album verwijst naar de sound van The Tennessee Three, jarenlang de begeleidingsband van Johnny Cash. Een sound die bij fans bekend staat als ‘the Johnny Cash sound’. En die sound is op dit album inderdaad alom aanwezig. In de backing vocals zijn The Jordanairs, de oude begeleidingsband van Elvis Presley, te horen. Het album bevat eigen songs, maar ook een aantal interessante covers. Een van die covers is The cat’s in the cradle, de folksong van Harry Chapin uit 1974. Cash geeft hier zijn eigen typische invulling aan. Elvis Costello schreef speciaal voor Cash Hidden shame, Costello nam het nummer zelf in 2009 ook op voor zijn album Secret profane & sugarcane. Mooi is Tom Russell’s Veteran’s day, de song over Jimmy McGrew. De cd telt als extra vier vroege versies van songs van dit album, waaronder A backstage pass, waarin Cash trots aankondigt een backstage pass te hebben voor een concert van Willie Nelson.
Cd 7, The mistery of life, werd uitgebracht op 19 februari 1991. Dit is het laatste album van Johnny Cash voor Mercury Records. Op dit album staan ook weer nieuwe opnamen van heel oude songs als Hey Porter en Wanted man. Verder ook een aantal overgebleven songs uit 1986 die niet op het album Johnny Cash is coming to town terecht zijn gekomen. Mooi is het duet met Tom T. Hall in I’ll go somewhere and sing my songs again. In John Prine’s The hobo song, is Prine zelf in de backing vocals te horen. Het slotnummer The Wanderer stond niet op de oorspronkelijke uitgave, maar wel op latere edities, en hier ook. Deze U2 song van het album Zoopera uit 1993 is fraai, met Johnny Cash i.p.v. Bono als leadzanger.
Conclusie: Johnny Cash kende in zijn periode bij Mercury Records soms niet zijn meest creatieve momenten. Desondanks is er op deze serie albums genoeg moois te horen en is het goed dat deze albums weer (opnieuw) onder de aandacht worden gebracht.
Tracks cd 1:
- Birth of rock and roll
- Sixteen candles
- Class of ‘55
- Waymore’s blues
- We remember the king
- Coming home
- Rock and roll (fais-do-do)
- Keep my motor running
- I will rock and roll with you
- Big train (from Memphis)
Tracks cd 2:
- The big light
- The ballad of Barbara
- I’d rather have you
- Let him roll
- The night Hank Willams came to town
- Sixteen tons
- Letters from home
- Lee Daniel (and the Light Crust Dough Boys)
- Heavy metal (don’t mean rock and roll to me)
- My ship will sail
Tracks cd 3:
- Ballad of a teenage queen (with Rosanne Cash and the Every Brothers)
- As long as I live (with Emmylou Harris)
- Where did we go right (with June Carter Cash and the Carter Family)
- The last of the drifters (with Tom T. Hall)
- Call me the breeze (with John Carter Cash)
- That old wheel (with Hank Williams jr.)
- Sweeter than the flowers (with Waylon Jennings)
- A croft in Clachan (the ballad of Rob MacDunn) (with Glen Campbell)
- New moon over Jamaica (with Paul McCartney)
- Water from the wells of home (with John Carter Cash)
- Ballad of a teenage queen (alternate mix)
- That old wheel (alternate mix)
Tracks cd 4:
- Get rhythm
- Tennessee flat top box
- Long black veil
- A thing called love (1988 version)
- I still miss someone
- Cry, cry, cry
- Blue train (1988 version)
- Sunday morning coming down
- Five feet high and rising (1988 version)
- Peace in the valley (1988 version)
- Don’t take your guns to town
- Home of the blues (1988 version)
- Guess things happen that way
- I got stripes (1988 version)
- I walk the line
- Ring of fire
- Ballad of Ira Hayes (1988 version)
- The ways of a woman in love (1988 version)
- Folsom prison blues
- Supper time (1988 version)
Tracks cd 5;
- Sunday morning coming down
- Get rhythm
- I walk the line
- Long black veil
- I still miss somewone
- Blue train
- I got stripes
- Peace in the valley
- Five feet high and rising
- Folsom prison blues
- Cry, cry, cry
- Don’t take your guns to town
- Tennessee flat top box
- A thing called love
- The ways of a woman in love
- Ballad of Ira Hayes
- Guess things happen that way
- Home of the blues
- Supper time
- Ring of fire
Tracks cd 6:
- A backstage pass
- Cat’s in the cradle
- Farmer’s almanac
- Don’t go near the water
- Family bible
- Harley
- I love you love you
- Hidden shame
- Monteagle Mountain
- That’s one you owe me
- Veteran’s day
- I shall be free
- I draw the line
- Backstage pass (early version)
- Harley (early version)
- That’s one you owe to me (early version)
- Veteran’s day (early version)
Tracks cd 7:
- The greatest cowboy of them all
- I’m an easy rider
- The mistery of life
- Hey porter
- Beans for breakfast
- Goin’ by the book
- Wanted man
- I’ll go somewhere and sing my songs again
- The hobo song
- Angel and the badman
- The wanderer (from ‘Faraway , so close: soundtrack)
Homegrown (feat. Michael de Jong) – Homegrown
Blueszanger en –gitarist Michael de Jong is op 22 januari 1945 geboren in Fontenay, Frankrijk. Hij emigreert met zijn Franse moeder en Friese vader op zijn 5e naar de VS en groeit op in Grand Rapids, Michigan. Op zijn 13e leert hij zichzelf gitaar spelen en als hij 18 jaar is heeft hij zijn eerste band The Nightwalkers. In 1967 verhuist hij naar Detroit. Tussen 1970 en 1974 reist hij door de VS en belandt uiteindelijk in New Orleans. Van 1975 tot 1984 woont hij in California, waar hij optreedt met o.a. Jerry Garcia, Paul Butterfield, Albert Collins, John Lee Hooker, Maria Muldaur, Country Joe, Charlie Musselwhite en Albert King. En hij wordt gitarist in de begeleidingsband van Jimmy Reed. In 1984 keert hij de VS de rug toe en vertrekt naar Europa en woont vanaf 1988 in Nederland. In 1993 vestigt hij zich in Dordrecht waar hij op 10 maart 2018 op 73-jarige leeftijd overlijdt.
Michael de Jong nam zijn albums vaak op met Amerikaanse musici, maar in 2012 ging hij samenwerken met producer en drummer Timothy van der Holst. Het idee ontstond toen om in zijn woonplaats Dordrecht een coveralbum op te nemen. Van der Horst stelde een band met lokale musici samen en de Jong een lijst met zijn persoonlijke favoriete songs. Het album werd opgenomen, maar de Jong durfde het niet uit te brengen, zodat het jaren op de plank bleef liggen.
Deze maand verscheen dan eindelijk het album Homegrown. De titel verwijst naar de Jong ’s thuisstad Dordrecht. Het album opent uptempo met Absolutely sweet Marie, een song van Bob Dylan van diens befaamde dubbelelpee Blonde on blonde uit 1966. Met de blazers van The Dynamite Horns en een korte gruizige gitaarsolo. De backing vocals zijn daarna heel fraai in Beware of darkness van George Harrison, van zijn 3e driedelige soloalbum All things must pass. De Amerikaanse singer-songwriter Dan Penn is met twee songs vertegenwoordigd, Cry like a man met de soulvolle blazers en de backing vocals, en het ook door erkende soulzangers als Otis Redding en Wilson Pickett gecoverde You left the water running. Naast de vocalen trekt op John Hiatt’s Feels like rain de mooie lyrische gitaarsolo de aandacht, die daarna ook in de midtempo versie Slip away van Mink De Ville uit 1985 te horen is. Wonderschoon is de tweede Dylan cover, de ballad Simple twist of fate. met een prachtige orgelsolo van Frank Montis. The Dynamite Horns en de schone backing vocals schitteren in Van Morrison’s Stone me, een song die onder de titel And it stoned me op diens album Moondance uit 1970 is te vinden. Kim Carnes had in 1988 een hit met het door Even Stevens en Randy McCormick geschreven Crazy in love. Hartverscheurend is de zang van de Jong op deze cover. En de bijdrage van Dusty Ciggaar op pedal steel is ook lekker. Indringend is de zang tenslotte in Driving wheel, de prachtige door de Brits Canadese folksinger geschreven en de door Tom Rush in 1970 bekend geworden folkballad.
Conclusie: De spreuk hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt kan als we het over muziek hebben in ieder geval worden gewijzigd in ‘Hoe dichter bij Dordt, hoe mooier het wordt. Michael de Jong heeft met Homegrown de Dordtenaar en alle andere muziekliefhebbers een prachtig postuum afscheidscadeau gegeven.
Tracks:
- Absolutely sweet Marie
- Beware of darkness
- Cry like a man
- Feels like rain
- Slip away
- You left the water running
- Simple twist of fate
- Stone me
- Crazy in love
- Driving wheel
Line up:
- Michael de Jong – zang
- Tom Punt – gitaar
- Ton van der Kolk – bas
- Timothy van der Horst – drums, toetsen, percussie
- Dusty Ciggaar – pedal steel
- Frank Montis – Hammond, wurlitzer
- Sanne Monster – backing vocals
- Yolanda Kalb – backing vocals
- Thomas Streutgers, Ruud Kleiss, Tjeerd Brouwer - blazers
Foute namen
Na de discussie over het coronavirus wordt de laatste tijd het meest gediscussieerd over omstreden figuren. Zwarte Piet lag al langer onder vuur en nu moeten ook historische figuren als Jan Pieterszoon Coen, Piet Hein en Columbus het ontgelden. Standbeelden worden beklad of zelfs in het water gegooid.
Ook in de sportwereld woedt de discussie over foute namen. De American football-clubs Washington Redskins en Edmonton Eskimos gaan onder druk hun naam veranderen. De toevoeging Redskins en Eskimos, verwijzingen naar de inheemse bevolking van Noord Amerika, vindt men niet langer gepast.
Hoe zit dat in Gouda vroeg ik me af. In 1965 ging de honkbalafdeling van Gouda zelfstandig verder als HSV The Braves. Deze naam werd door de leden gekozen en navraag leert mij dat de naam nog steeds slaat op krijgshaftige, strijdbare ‘dapperen’. Er moet hier absoluut geen racistische, denigrerende of mensonterende houding achter worden gezocht benadrukt de voorzitter. En ik geloof hem. Ik heb de Goudse fans ook nog nooit de omstreden tomahawk chop zien maken. Maar ik kan me wel voorstellen dat er over het logo met de indiaan discussie ontstaat. Is dit nog van deze tijd. Waarom niet gewoon kiezen voor een mooi nieuw logo?
In Gouda is ook een handboogsportvereniging, HSV Gravin Jacoba van Beieren. De vereniging, die dit jaar 25 jaar bestaat, heeft voor deze naam gekozen omdat er sprake is van een band tussen de stad Gouda, Gravin Jacoba van Beieren en handboogschieten. Jacoba leefde in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten en was een Hoekse. Het wachten is nu of er nog verre nazaten van de Kabeljauwen protest aantekenen.
Bij een aantal namen kunnen terecht vraagtekens worden gezet, maar laten we niet in ‘extremisme’ verzanden.
Willie Nelson – First rose of spring
Willie Nelson (29 april 1933, Abbott, Texas) is sinds 1956 actief in de muziekbusiness. De in Fort Worth, Texas, opgegroeide legendarische singer-songwriter vierde in april jl. zijn 87e verjaardag. Maar ondanks het feit dat zijn gezondheid hem wel eens parten speelt weigert The Red Headed Stranger domweg om met pensioen te gaan. Hij treedt nog steeds op en er verschijnen ook met grote regelmatig nieuwe albums.
Begin deze maand verscheen er weer een nieuw album van Willie Nelson. Het album zou in eerste instantie op 24 april jl. uitkomen, maar de COVID-19 pandemie gooide hier ook roet in het eten. Op First rose of spring (zijn 70e !) staan elf songs. Samen met producer/gitarist Buddy Canon schreef Nelson twee nieuwe songs. De overige negen tracks zijn covers van o.a. Toby Keith, Billy Joe Shaver en Chris Stapleton. Net als op zijn vorige albums heeft Nelson op First rose of spring weer een aantal uitstekende begeleiders om zich heen verzameld.
Het titelnummer First rose of spring, is een ingetogen liefdesliedje met subtiele begeleiding. Blue star is een van de twee nieuwe songs die Nelson schreef met Buddy Cannon. Nelson is nog steeds opvallend goed bij stem. En typerend zijn ook zijn korte gitaarsolo’s op zijn oude vertrouwde Trigger. De steel gaat een prominentere rol spelen in het midtempo I’ll break out again tonight. Don’t let the old man in, met strings en de mondharp van harmonicavirtuoos Mickey Raphael, is een melancholische cover van Toby Keith. Heerlijk jazzy, met piano, mondharp, akoestische gitaar en steel is Just bummin’ around.. Zeer intiem en rustig is Our song. Rustig met mondharp is ook het croonerachtige We are the cowboys van Billy Joe Shaver en in Stealing home is Willie’s zang ook mooi. Het enige uptempo nummer is I’m the only hell my mama ever raised, de bekende countryrocker van Johnny Paycheck uit 1977. Love just laughed is het tweede nummer dat Nelson schreef met Cannon. Een typische Nelson song met een trage mondharp. Het album sluit af met Yesterday when I was young, een cover van Charles Aznavour uit 1964. Strings, akoestische gitaar, mondharp en soms enigszins trillende zang. Een waardig slot.
Conclusie: First rose of spring is minder verrassend dan zijn voorganger Ride me back home uit 2019. Desondanks is het een album waarvan volop te genieten valt. Moge Willie nog maar lang onder ons blijven.
Tracks:
- First rose of spring
- Blue star
- I’ll break out again tonight
- Don’t let the old man in
- Just bummin’ around
- Our song
- We are the cowboys
- Stealing home
- I’m the only hell my mama ever raised
- Love just laughed
- Yesterday when I was young
Line up:
- Willie Nelson – zang, gitaar
- Buddy Cannon – akoestische gitaar, backing vocals
- Chad Cromwell – drums
- Lonnie Wilson - drums
- Mike Johnson – steel gitaar
- Kevin ‘Swine’ Grantt – bas
- Larry Paxton - bas
- Catherine Marx – piano, B3 orgel, wurlitzer, Rhodes
- Mickey Raphael – mondharmonica
- Bobby Terry – elektrische gitaar, akoestische gitaar, steel gitaar
- Melodie Cannon, Ward Davis – backing vocals
- Dave Angell, Monisa Angell, Jerry Bifano, David Davidson, Connie Ellisor, Alicia Enstrom, Anthony La Marchina, Sarie Reist, Kristin Wilkinson, Karen Winkelmann – strings
Backdoor Ramblers – Backdoor boogie
De uit Guildford, Surrey, afkomstige band Backdoor Ramblers is voor mij een onbekende jonge Britse bluesband. Uit de summiere informatie die ik heb kunnen vinden begrijp ik dat de zeskoppige band de sound van de klassieke bluesrock van de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw terug wil brengen. De bandleden zeggen geïnspireerd te zijn door artiesten als The Rolling Stones, The Doors, Muddy Waters en Dr. Feelgood.
Nadat er al eerder een paar singles van werden uitgebracht, verscheen op 26 juni jl. hun debuutalbum Backdoor Boogie. Een energiek album blijkt na het beluisteren. Een album waarin de muziek van hun inspirators duidelijk doorklinkt. In het openingsnummer, de psychedelische uptempo bluesrocker Mojo rising, zijn dat de invloeden van The Doors (L.A. Woman) en Muddy Waters (I got my mojo working). Snoeiharde gitaren, een loeiende mondharp en het Bo Diddley ritme bepalen het titelnummer, de boogie Backdoor boogie. De uptempo bluesrocker English weather zou zo op het repertoire van The Pretty Things hebben kunnen staan. John Lee Hooker’s klassieker Boom boom krijgt een strakke uitvoering met een fraai solerende mondharp. Gesualdo, met de strakke ritmesectie, is een melodieuze midtempo bluesrocker. De geest van Jim Morrison waart rond in het Doors-achtige Psychoactive, met zijn meerder tempowisselingen en ditmaal de zachte lyrische mondharp. In de stamper Last letter lijkt mij duidelijk geïnspireerd door Dr. Feelgood. Gentle lady is de ruige afsluiter. Vet gitaarwerk, de loeiende mondharp en de stampende ritmesectie.
Conclusie: Backdoor Boogie is een veelbelovend debuut van een jonge enthousiaste band.
Tracks:
- Mojo rising
- Backdoor boogie
- English weather
- Boom boom
- Gesualdo
- Psychoactive
- Last letter
- Gentle lady
Line up:
- Joshikai Morgan – zang
- John Mullaly – mondharmonica
- Harry Ward-Gray – lead gitaar
- Tom Waite – rhythm gitaar
- Jonah Tysse – bas
- Dan Crossley - drums
Anthony Geraci – Daydreams in blue
Anthony Geraci (1954, New Haven, Connecticut) raakt op zijn 4e al in de ban van de piano. Zijn ouders kopen een Kimball Grand Piano voor de jonge Anthony en zijn moeder zorgt er voor dat hij pianoles krijgt aan The Neighborhood School of Music.
Geraci is tegenwoordig een veteraan in de Amerikaanse muziekscene en heeft in de loop der jaren met heel veel bluesartiesten gespeeld, zoals Muddy Waters, Big Joe Turner, J.B. Hutto, Otis Rush, Jimmy Rogers, Big Mama Thornton, BB King, Buddy Guy, Van Morrison, J. Geils, Hubert Sumlin, Steve Miller en Chuck Berry. Hij speelde ook mee op meer dan 50 albums van bluesgrootheden als Big Walter Horton, Carey Bell, Odetta, Charlie Musselwhite, Lazy Lester, Snooky Prior en John Brim.
Anthony Geraci is een origineel lid van Sugar Ray and the Bluetones en van Ronnie Earl and The Broadcasters. In 2008 werd hij genomineerd voor twee W.C. Handy Awards. Voor zijn album Fifty shades of blue uit 2016 kreeg hij drie nominaties (Album of the Year, Traditional Album of the Year en Song of the Year voor het titelnummer). Hij werd in 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 genomineerd voor de prestigieuze Pinetop Perkins Piano Player of the Year Award.
Zeer recent verscheen Geraci’s nieuwe album Daydreams in blue, een album met tien nieuwe eigen composities en twee covers. Het flonkerende pianospel van Geraci is meteen te horen in de shuffle Love changes everything, naast de blazers en een spetterende gitaarsolo van ‘Monster’ Mike Welch. Welch is ook te horen in Tomorrow may never come. Schitterende soul in de New Orleans sferen met ook een hoofdrol voor de fantastische blazerssectie. In de fraaie soulblues No one hears my prayers neemt Walter Trout een scheurende gitaarsolo voor zijn rekening. Het Latin achtige Daydreams of a broken fool is vooral al mooi door het wonderschone lyrische piano-intro. Pure blues is daarna Mister, met een huilende mondharp en een barrelhouse piano. In de ruige jaren 50 rocker Tutti frutti bootie neemt Geraci zelf de leadvocals voor zijn rekening. Voetjes van de vloer met gitaar, piano en blazers. Het door Billy Eckstine en Earl Hines geschreven Jelly Jelly is een jazzy slowblues. De tweede cover is Dead man’s shoes, geschreven door Dennis Brennan, Troy Gonyea en Peter Wolf (J. Geils Band). Het nummer, met een slepende mondharp, evalueert van ingetogen naar fel en terug. In de jazzy shuffle Hard to say I love you excelleert naast pianist Geraci drummer Jeff Armstrong. Het briljante pianospel van Geraci brengt in Living in the shadows of the blues de New Orleans sferen weer terug. Crazy blues-Mississippi woman is een midtempo blues met gitaarlicks van Mike Welch. Het slotnummer, Ode to Todd, Ella and Mike Ledbetter, is een waardig zeer kort piano-eerbetoon.
Conclusie: Op Daydreams in blue laat Anthony Geraci weer horen wat een fantastische pianist hij is. Met zijn voortreffelijke begeleiders heeft hij opnieuw een geweldig album afgeleverd.
Tracks:
- Love changes everything
- Tomorrow may never come
- No one hears my prayers
- Daydreams of a broken fool
- Mister
- Tutti frutti booty
- Jelly Jelly
- Dead man’s shoes
- Hard to say I love you
- Living in het shadows of the blues
- Crazy Blues-Mississippi woman
- Ode to Todd, Ella and Mike Ledbetter
Line up:
- Anthony Geraci – piano, Hammond-B 3, zang
- Dennis Brennan – lead vocals, mondharmonica
- Michael ‘Mudcat’ Ward – bas
- Jeff Armstrong – drums
- Troy Gonyea – gitaar
- ‘Monster’ Mike Welch – gitaar
- Walter Trout – gitaar
- Peter Ward – ritmegitaar
- Scott Arruda – trompet
- Mark Early – saxofoon
Neil Young – Homegrown
Het op 19 juni jl. uitgebrachte 40e soloalbum van Neil Young (12 november 1945, Toronto, Canada), bevat opnamen die tussen juni 1974 en januari 1975 zijn opgenomen. Young had dit album, Homegrown, in 1975 op de markt willen brengen, maar zag daar van af. Reden was dat hij die songs had geschreven in een tijd waarin zijn huwelijk met Carrie Snodgress op de klippen liep en hij het materiaal te pijnlijk vond. In plaats van het geplande Homegrown werd in 1975 zijn album Tonight’s the night uitgebracht.
De twaalf, veelal korte, nummers van Homegrown zijn niet allemaal onbekende nummers. Meerdere nummers zijn al eerder verschenen op albums van Neil Young en hij heeft ze ook meerdere keren live gespeeld, al dan niet met Crazy Horse.
Op de typische Young ballads Seperate ways en Try, met ingetogen droog drumwerk van Levon Helm, speelt Ben Keith fraai pedal steel en in Try horen we Emmylou Harris in de backing vocals. Mexico is een heel kort nummer van ruim 1 ½ minuut met alleen piano en zang. Het mooie basspel van Tim Drummond horen we in Love is a rose, naast de mondharp, de gitaar en zang van Young. In het titelnummer Homegrown, een soort eerbetoon aan hennep, verschijnt Ben Keith met zijn slide ten tonele. Florida is een merkwaardig gesproken song met ‘begeleiding’ van Young en Keith die met natte vingers rond de rand van een wijnglas wrijven. Na het korte ingetogen Kansas met alleen zang, akoestische gitaar en mondharp duiken we de blues in met het broeierige We don’t smoke it no more. Mondharp, lapsteel, bas en vocals van Drummond en backing vocals van Sandy Mazzeo. White line is weer zo’n typisch Neil Young nummer met fraaie gitaarlicks van Robbie Robertson. Vacancy is lekker stevig waarna het weer heel traag wordt in Little wing. Het slotnummer Star of Bethlehem is wat mij betreft het prijsnummer. Een mooie ballad, akoestische gitaar, mondharp, dobro en fraaie backing vocals van Emmylou Harris.
Conclusie: We hebben er even op moeten wachten, maar dan heb je ook wat. Homegrown is gewoon een goed en vertrouwd Neil Young album.
Tracks:
- Seperate ways
- Try
- Mexico
- Love is a rose
- Homegrown
- Florida
- Kansas
- We don’t smoke it no more
- White line
- Vacancy
- Little wing
- Star of Betlehem
Line up:
- Neil Young – zang, gitaar, mondharmonica, piano (track 2,3)
- Ben Keith – pedal steel (track 1,2), lap slide gitaar (track 5,8,10), dobro (track 12), piano, zang (track 2,8,10,12)
- Tim Drummond – bas (track 1,2,4,5,8,10,12), zang (track 8,10)
- Levon Helm – drums (track 1,2)
- Karl T. Himmel – drums (track 5,8,10,12)
- Robbie Robertson – gitaar (track 9)
- Emmylou Harris – backing vocals (track 2,12)
- Sandy Mazzeo – backing vocals (track 8)
- Stan Szelest – piano (track 8), wurlitzer (track 10)
Kenny ‘Blues Boss’ Wayne – Go, just do it!
Pianist en singer-songwriter Kenny ‘Blues Boss’ Wayne wordt als Kenneth Wayne Spruell geboren op 13 november 1944 in Spokane, Washington. Door zijn moeder wordt Kenny beïnvloed door de muziek van Nat King Cole, Little Willie John en Fats Domino. Later wordt hij geïnspireerd door de pianisten als George Shearing, Erroll Garner, Mongo Santamaria, Ray Charles, Charles Brown, Floyd Dixon, Big Joe Turner, Johnny Johnson en Amos Milburn. In de jaren ’60 en ’70 is Wayne in Los Angeles sideman bij verschillende pop- en rockmusici. In de jaren ’80 verhuist hij naar Vancouver, British Columbia en daar krijgt hij zijn bijnaam ‘Blues Boss’ opgeplakt. In 1995 verschijnt zijn debuut-album Alive & loose. Zijn album Let it loose wordt in 2006 onderscheiden met een Juno Award, als beste bluesalbum in Canada. In 2017 wordt Kenny ‘Blues Boss’ Wayne opgenomen in The Boogiewoogie Piano Hall of Fame in Cincinnati, Ohio.
Op 12 juni jl. verscheen het nieuwe album van Kenny ‘Blues Boss’ Wayne. Op dit album, Go, just do it!, staan elf eigen composities en twee covers. Met een paar ferme drumklappen opent het album met Just do it!. Funky groovy soul met de blazers en de vocalen van Dawn Tyler Watson. Ook in de fraaie boogie You did a number on me wordt Wayne vocaal bijgestaan door een gastzangeres, Julie Masi. In het funky Sittin’ in my rockin’ chair belanden we met het lekkere pianospel van Wayne in New Orleans sferen. Jazzzangeres Diana Schuur’s vrolijke soms uitbundige vocalen, de prachtige pianosolo en de vloeiende saxsolo van Jerry Cook maken van You’re in for a big surprise een verrassend mooi nummer. De soul druipt er daarna weer vanaf in Sorry ain’t good enough met de blazers en de zang van Tyler Watson. De spetterende blazers zijn daarna naast een flonkerende pianosolo te horen in de uptempo soulblues Motor mouth woman. Wayne’s zoon Cory Spruell (a.k.a. SeQual) rapt zijn bijdrage in het funky I don’t want to be the president, een cover van Percy Mayfield. Na het midtempo Lost & found is They call me the breeze de tweede cover. Mede dankzij de huilende mondharp van Sherman Doucette en de piano van Wayne is deze song van J.J. Cale uit 1972 een lust voor het oor. Bumpin’ down the highway is een jazzy instrumental met een mooie trompetsolo van Vince Mai. Yuji Ihara, de Japanse gitarist van de Canadese band Boogie Patrol, trakteert in het uptempo That’s the way it is op een fijne gitaarsolo. Kenny Wayne trekt in de laatste twee nummers alle registers open. De snelle pianorocker T & P Train 400 dendert met een strakke ritmesectie als een trein en in het slotnummer, de instrumental Let the rock, roll is Wayne met zijn boogiewoogie pianistisch in absolute topvorm.
Conclusie: Kenny ‘Blues Boss’ Wayne heeft met Go, just do it weer een lekker swingend en met een fijne soulbluessaus overgoten album aan zijn toch al fraaie catalogus toegevoegd.
Tracks:
- Just do it!
- You did a number on me
- Sittin’ in my rockin’ chair
- You’re in for a big surprise
- Sorry ain’t good enough
- Motor mouth woman
- I don’t want to be the president
- Lost & found
- They call me the breeze
- Bumpin’ down the highway
- That’s the way she is
- T & P Train 400
- Let the rock, roll
Line up:
- Kenny ‘Blues Boss’ Wayne – keys, zang
- Russell Jackson – bas
- Joey ‘the pocket’ DiMarco – drums
- Yuji Ihara - gitaar
- Sherman Doucette – mondharmonica
- Jerry Cook – saxofoon
- Vince Mai – trompet
- Diana Schuur – zang
- Dawn Tyler Watson – zang
- Julie Masi – zang
- Cory Spruell (aka SeQual) – rapping (track 7)
Various artists – The American Folk Blues Festival Live in Manchester 1962
The American Folk Blues Festival was een muziekfestival dat sinds 1962 meerdere jaren door Europa toerde als een jaarlijks terugkerend evenement. Europa maakte kennis met de grote bluesperformers Muddy Waters, Howlin’ Wolf, John Lee Hooker, Sonny Boy Williamson, Memphis Slim, Sonny Terry & Brownie McGhee, Lonnie Johnson, Lightnin’ Hopkins, Champion Jack Dupree, Jimmie Reed, Big Mama Thornton, Helen Humes, Koko Taylor, Otis Spann, Little Walter, Eddie Boyd etc. etc.
De eerste twee shows van The American Folk Blues Festival in het Verenigd Koninkrijk vonden plaats in Manchester Free Trade Hall op zondag 21 oktober 1962. Deze twee concerten fungeerden als katalysator voor de ontluikende Britse blues- en r&b boom. De Britse shows werden gepromoot door Paddy MacKieman onder de vlag van Jazz Unlimited en trokken ongeveer 2000 enthousiaste bluesliefhebbers. Onder deze liefhebbers bevonden zich Mick Jagger, Keith Richards, Brian Jones, John Mayall, Alexis Korner, Paul Jones en Jimmy Page.
Opnamen van de shows uit Manchester zijn onlangs op cd verschenen. Na de introductie bijten zanger-gitarist Brownie McGhee en de blinde mondharmonicaspeler Sonny Terry het spits af. Het duo speelt een set pure folky countryblues. Ze beginnen met Kansas City blues, een song van Jim Jackson uit 1927 en vervolgen met de traditional I’m leaving in the morning. In I am a poor man but a good man, een nummer van Cecil Gant uit 1948, en in de traditional Easy rider horen we ook de typische duozang. Pianist Memphis Slim brengt daarna met de slowblues Just a dream een ode aan bluesgitarist Big Bill Broonzy, met wie Slim jaren samenspeelde. Bassist Willie Dixon vertolkt daarna met zijn donkerbruine stem en kenmerkende basspel, geassisteerd door pianist Memphis Slim en drummer Jump Jackson de fraaie slowblues Sittin’ and cryin’ the blues. Het podium is daarna voor T-Bone Walker, algemeen beschouwd als de pionier van de elektrische blues. Hij speelt zijn door velen gecoverde klassieker uit 1947 Call it stormy Monday. Een mooie slowblues, waarin Walker bewijst een uitstekende gitarist te zijn. Dat laat hij daarna ook horen in de jumpblues My baby is now on my mind. In het korte slotakkoord Bye bye baby betreden naast Walker, Sonny Terry, Brownie McGhee, Willie Dixon, Memphis Slim, Shaky Jake Harris, Jump Jackson en Helen Humes het podium.
Conclusie: Het publiek in Manchester reageerde terecht zeer enthousiast.
Tracks:
- Tempo – Tempo introduction
- Brownie McGhee introduction
- Sonny Terry & Brownie McGhee – Kansas City blues
- Sonny Terry & Brownie McGhee – I’m leaving in the morning
- Sonny Terry & Brownie McGhee – I am a poor man but a good man
- Sonny Terry & Brownie McGhee – Easy rider
- Memphis Slim introduction
- Memphis Slim – Just a dream
- Willie Dixon – Sittin’ and cryin’ the blues
- T-Bone Walker – Call it stormy Monday
- T-Bone Walker – My baby is now on my mind
- T-Bone Walker (& Ensemble) – Bye bye baby