Gerritschinkel.nl Columns & meer

5nov/150

Live at the Tokyo Dome – The Rolling Stones

De archieven van The Rolling Stones zijn geopend want er verschijnen met enige regelmaat live albums. In de serie From the vault verschenen al Hampton Coliseum 1981, L.A. Forum 1975 en The Marquee Club 1971. Echte fans hadden deze opnamen al op bootlegs, maar nu verschijnen ze officieel. Beeld en geluid zijn opgepoetst en er is sprake van prachtig verzorgde uitgaven.

En sinds eind oktober ligt het eerder in 2012 als download verkrijgbare Live at the Tokyo Dome nu in de winkels. Opgenomen op 26 februari 1990 in The Tokyo Dome, tijdens de Steel Wheels Tour, toen The Rolling Stones voor het eerst in Japan optraden. En het was, naar later bleek, de laatste tour met bassist Bill Wyman.

Met het mediterrane intro en het knallende vuurwerk opent het concert met de spetterende gitaar van Keith Richards in Start me up, gevolgd door Bitch met voor het eerst de blazers. Van hun meest recente album Steel Wheels uit 1989 worden Sad sad sad, Almost hear you sigh, Rock and a hard place met Bobby Keys en The Uptown Horns en Mixed emotions gespeeld. Vooral die laatste twee nummers tonen dat The Stones er weer zin in hebben. The Harlem shuffle, de cover van Bob & Earl, van het matige album Dirty work uit 1986 krijgt een gloedvolle souluitvoering. Gouwe ouwen als Ruby Tuesday, Miss you, Honky tonk women  en de prachtige ballad You can’t always get what you want (Matt Clifford op French horn) gaan er bij het Japanse publiek in als koek. Het hoogtepunt van cd 1 is het ruim 10 minuten durende Midnight rambler met Jagger op een scheurende mondharmonica.

Cd 2 begint met twee nummers waarop Keith Richards de leadvocals voor zijn rekening neemt, de jachtige bluesrocker Can’t be seen en uiteraard het onvermijdelijke Happy. Paint it black wordt uitstekend vertolkt, goed gitaarwerk, goede zang, een onverstoorbare Bill Wyman op bas en een krachtig en strak meppende drummer Charlie Watts. Dan breekt het psychedelische gedeelte van de show aan met het sfeervolle 2000 Light years from home, dat aan het eind overgaat in het bezwerende Sympathy for the devil, met schrikdraadsolo’s van Keith Richards. In Gimme shelter krijgt Jagger vocale steun van Lisa Fischer en Cindy Mizelle. It’s only rock ‘n’ roll behoeft geen nadere toelichting, is altijd een feest en in Brown sugar blaast Bobby Keys zich te longen uit het lijf met de bekende saxsolo. Satisfaction krijgt een spetterende uitvoering en de toegift Jumpin’ Jack Flash sluit het concert voortreffelijk af. Met een buiging naar het Japanse publiek nemen de Stones afscheid.

Conclusie: Na de magere periode in het midden van de jaren 80, waarin het voorbestaan van The Rolling Stones meer dan eens op het spel stond, heeft de Britse band aan het einde van dat decennium een sterke comeback gemaakt en dat hebben ze in het nieuwe millennium op het podium weer volop laten zien. Een prachtig voorbeeld daarvan is op Live at the Tokyo Dome een beeld en geluid voortreffelijk vastgelegd. Dit smaakt naar meer. Gelukkig beschikken The Stones over een groot archief. Afijn, later deze maand verschijnt het volgende deel in de serie From the vault, Leeds 1982.

The Band

  • Mick Jagger (zang, gitaar)
  • Keith Richards (gitaar, zang)
  • Charlie Watts (drums)
  • Ronnie Wood (gitaar, backingvocals)
  • Bill Wyman (bas)
  • Lisa Fischer (backingvocals)
  • Cindy Mizelle (backing vocals)
  • Bernard Fowler (backingvocals, percussie)
  • Chuck Leavell (keyboards, backingvocals)
  • Matt Clifford (keyboards, backingvocals, percussie, French horn)
  • Bobby Keys (saxofoon)
  • Chrispin Cloe, Paul Litterat, Arno Hecht, Bob Funs (The Uptown Horns)

Tracks CD 1:

  1. Intro: Continental drift
  2. Start me up
  3. Bitch
  4. Sad sad sad
  5. The Harlem shuffle
  6. Tumbling dice
  7. Miss you
  8. Ruby Tuesday
  9. Almost hear you sigh
  10. Rock and a hard place
  11. Mixed emotions
  12. Honky tonk women
  13. Midnight rambler
  14. You can’t always get what you want

Tracks CD 2:

  1. Can’t be seen
  2. Happy
  3. Paint it black
  4. 2000 Light years from home
  5. Sympathy for the devil
  6. Gimme shelter
  7. It’s only rock ‘n’ roll
  8. Brown sugar
  9. (I can get no) Satisfaction
  10. Jumpin’ Jack Flash

 

2nov/150

Slip into a dream – Dave Weld & The Imperial Flames

Dave Weld werd in 1952 in Chicago (Illinois) geboren. In zijn vroege jeugd hoorde hij bluesmuziek en wist toen dat hij professioneel muzikant wilde worden. Tijdens zijn studie in New Mexico leerde Kurt Black hem gitaar spelen. Midden jaren 70, toen hij inmiddels weer in Chicago woonde, maakte hij kennis met J.B. Hutto, die hij interviewde voor Living Blues Magazine. Hutto bracht hem de kneepjes van de (slide) gitaar bij. Hij ontmoette toen ook een andere leerling van Hutto, neef Lil Ed Williams van wiens band Lil Ed & The Blues Imperials hij later deel ging uitmaken. Vanaf 1988 ging Dave Weld toeren met zijn eigen band, Dave Weld & The Imperial Flames. In 1995 bracht de band het album Rough rocking in Chicago uit en een jaar later Keep on walkin’. Inmiddels was de band veranderd van platenlabel en in 2010 verscheen op Delmark het album Burnin’ love.

Na vijf jaar is er medio september een nieuw album van Dave Weld & The Imperial Flames verschenen, Slip into a dream, een album met pure Chicago blues. De toon wordt meteen in het openings- en titelnummer gezet, een forse klap op de drums, gitaren en orgel. Het tempo blijft er in met Sweet rockin’ soul, een snoeiharde gitaarsolo, een bonkende bas en een hamerende piano. Monica Myhre zingt in Looking for a man de longen uit haar lijf. De stemmen van Monica en Dave vullen elkaar mooi aan in het funky Take me back en in May be right, may be wrong. Monica Myhre mag in het iets rustigere Sweet love de leadvocalen weer voor haar rekening nemen. Louise is een snelle boogierocker met een scheurende saxsolo. De saxofoon is ook weer prominent aanwezig in Tremble, een echte Chicago bluesstamper met een doordenderende ritmesectie. Het bijna zeven minuten durende Walk on down is een rustpunt op het album, een slowblues, met o.a. een prachtige pianosolo van Harry Yaseen. Drummer Jeff Taylor is leadzanger in het funky Dorothy Mae, waarna Weld in Too bad, so sad zijn gitaar weer laat loeien als een orkaan. In 20% Alcohol mag Bobby Rush zich op zijn mondharmonica uitleven. Het album eindigt met een korte reprise van het titelnummer en eindigt zoals het album begon, met een drumroffel.

Conclusie: Slip into a dream is een zeer energiek dampend bluesalbum, waarop Dave Weld duidelijk bewijst dat hij uit Chicago afkomstig is. Chicagoblues van de bovenste plank. Een uitstekende gitarist en een voortreffelijke band. Het was het lange wachten meer dan waard.

De band:

  • Dave Weld (gitaar, zang)
  • Monica Myhre (zang)
  • Harry Yaseen (piano)
  • Dave Kaye (bas)
  • Jeff Taylor (drums, zang track 10)

Gastmusici:

  • Graham Guest (piano tracks 5,6 en 7 en orgel tracks 1 en 10)
  • Greg McDaniel (bas track 5)
  • Bobby Rush (mondharmonica tracks 3 en 12)
  • Greg Guy (gitaar track 11)
  • Sax Gordon (sax tracks 7,8 en 10)

Tracks:

  1. Slip into a dream
  2. Sweet rockin’ soul
  3. Looking for a man
  4. Take me back
  5. May be right, may be wrong
  6. Sweet love (dulce amor)
  7. Louise
  8. Tremble
  9. Walk on down
  10. Dorothy Mae
  11. Too bad, so sad
  12. 20% Alcohol
  13. Slip into a dream (reprise)
2nov/150

Je hebt wel eens van die dagen

Vorige week donderdag was ik in Rotterdam in Museum Boymans van Beuningen en bekeek de prachtige tentoonstelling Van Bosch tot Bruegel, de ontdekking van het dagelijks leven in de 16e eeuw. Schilderijen en prenten van oplichters, dronkenlappen en zotten in allerlei gedaanten. De keurig werkende burger is in geen velden of wegen te bekennen.

Ik vroeg me af of Jheronimus Bosch, als hij nu had geleefd, van zijn beroemde schilderij De Hooiwagen een voetballuik had kunnen maken. Munitie genoeg. Een borreltafel waar de grootst mogelijke onzin wordt uitgekraamd en ongein wordt uitgehaald. Als Neanderthalers uitgedoste zogenaamde supporters. Voetballers die elkaar binnen de lijnen als vandalen naar het leven staan. Een speciaal hoekje waarin ellebogen worden uitgedeeld. Een optocht van vogelvrij verklaarde scheidsrechters.

Ik moet u bekennen dat ik wel eens van die dagen heb waarop ik denk “laat die hele voetbalwereld de rambam maar krijgen”. Van muggen worden olifanten gemaakt. Bestuurders worden van alles beticht en voor alles en nog wat uitgemaakt. Ze krijgen mailtjes in de mailbox waar de intelligentie niet altijd van afdruipt. Emotie, sentimenten en realisme strijden om voorrang. Argumenten spelen vaak een ondergeschikte rol. En bij het opmaken van de balans blijken er vaak alleen maar verliezers te zijn. Maar ondanks alles blijft voetbal toch een verrekt leuk spelletje.

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
1nov/150

My Darling Clementine

Americana Treasures. Ik kijk bij het uitkomen van het nieuwe programma van de Goudse Schouwburg altijd welke artiesten er onder dezer noemer naar Gouda komen. Dit jaar zijn dat Michael Weston King en Lou Dalgliesh. Michael Weston King is een zeer succesvolle singer-songwriter die tien soloalbums en vier albums met de band The Good Sons op zijn naam heeft staan. Lou Dalgliesh, een gevierde zangeres werkte o.a. samen met Elvis Costello, Bryan Ferry en het Brodsky Quartet. Dit Britse echtpaar vormt het duo My Darling Clementine.

Zaterdagavond 31 oktober was het dus zover. De kleine zaal van de Goudse Schouwburg was niet helemaal uitverkocht, maar dat kon de pret niet drukken. Ik zat helemaal vooraan, stoel 1 rij 1.Toen om half negen de lichten werden gedoofd klonken uit de speakers de stemmen van George Jones en Tammy Wynette. The ceremony, het lied waarin man en vrouw elkaar eeuwige trouwe beloven. Lou en Michael komen het podium op. Lou in een rode jas, een rood hoedje, een broek met wijd uitlopende pijpen en een bloemetjesmotief, een rood handtasje en een bosje rode rozen. Michael met een hoed en een gitaar. Na een simpel hello Gouda, zet Lou haar tasje en de rozen neer. Michael stemt nog even zijn gitaar en ze trappen af met That’s all it took, een George Jones song die door Gram Parsons en Emmylou Harris in 1973 op het album GP zo mooi werd vertolkt. Een fijn begin.

Michael vertelt dat dat George Jones een van de countryartiesten is waardoor hij is beïnvloed. En ook door Tom T. Hall. Diens That’s how I got to Memphis, heet nu Going back to Memphis, een nummer dat op hun eerste album How do you plead? staat. Na een aantal nummers wordt Rob van Duuren op pedalsteel welkom geheten. Voor de pauze wordt nog een aantal nummers van George Jones gespeeld en No matter what Tammy said (I won’t stand by him) een soort parodie op Tammy Wynette’s klassieke tearjerker Stand by your man. En Friday night at the Tulip Hotel dat op het album The other half staat, een samenwerkingsverband tussen My Darling Clementine en de Britse schrijver Mark Billingham.

Na de pauze zet Lou zich achter de vleugel en krijgen we een gloedvolle uitvoering van It’s a good year fort he roses van Elvis Costello te horen. Vervolgens wordt een aantal nummers van hun eerste album en hun nieuwe album The Reconciliation? gespeeld zoals I no longer take pride. En het prachtige Our race is run, een soulnummer in de beste traditie van Dan Penn en Spooner Oldham. Helaas ontbreken de blazers hier die op het album wel aanwezig zijn. Rob van Duuren is goed op dreef in Leave the good book on the shelf, in Departure lounge en de Hank Williams klassieker Your cheatin’heart.

Om even over half elf wordt het laatste nummer ingezet, 100.000 Words. Met een diepe buiging en een Thank you neemt het duo afscheid. Een toegift zit er helaas niet in. Wel heb ik uiteraard de nieuwe cd The Reconciliation? aangeschaft. Een heel mooi album met blazers, violen, piano, elektrische gitaar en drums die het geheel net even een extra touch geven. Desondanks heb ik genoten van een avondje pure countrymuziek van een duo in de beste traditie van George Jones & Tammy Wynette en van Dolly Parton & Porter Wagoner.

Gearchiveerd onder: Concertrecensies Geen reacties