Lurry Bell & The Bell Dynasty – Tribute to Carey Bell
De op 14 november 1936 in Macon, Mississippi, geboren Carey Bell (Harrington) was een mondharmonicavirtuoos die al op zeer jonge leeftijd mondharmonica leerde spelen. Hij heeft in zijn carrière daarna o.a. met grootheden als Little Walter, Sonny Boy Williamson en zijn mentor Big Walter Horton samengespeeld. Carey Bell stierf op 8 mei 2006 in Chicago, Illinois, aan hartfalen. Hij werd 70 jaar.
Een kleine 50 jaar na het debuutalbum van Carey Bell, Carey Bell’s Blues Harp (Delmark 1969), brengen zijn zonen Lurry Bell (lead gitaar, zang), Steve Bell (mondharmonica), James Bell (drums) en Tyson Bell (bas) een muzikale ode aan hun vader op het deze maand verschenen album Tribute to Carey Bell. Op dit album van Lurry Bell & The Bell Dynasty zijn speciale gastrollen weggelegd voor de mondharmonicaspelers Charlie Musselwhite en Billy Branch. Eddy Taylor jr. speelt op een aantal tracks gitaar. De line-up bestaat verder uit bassist Felton Crews, gitarist Bill Flyn en pianist Johnny Iguana.
Met een 1,2, 1,2,3 gaat het meteen lekker strak los met de uptempo Chicago blues Gone to mainstreet, waarna het tempo zakt in de slowblues Hard hearted woman, met wederom een fraaie mondharp en droog drumwerk. I got to go is een zeer snelle bijna niet bij te houden bluesrocker, een lopende bas, een mooie gitaarsolo en een lange scheurende mondharmonicasolo van Charlie Musselwhite. De songs wisselen elkaar steeds in tempo af want Keep your eyes on the prize is een slowblues met heerlijk gitaarwerk. Na de uptempo bluesrocker Tomorrow night komt een van de hoogtepunten van het album, de bijna 9 minuten durende slowblues So hard to leave me alone, met een schitterende mondharpsolo van Billy Branch. Na de midtempo blues What my momma told me en de slowblues Woman in trouble wordt de gashendel vol opengetrokken in de stompende bluesrocker Carey Bell was a friend of mine, met een jagende soms overstuurde mondharmonica van Billy Branch. Break it up is een funky soulblues en in de prachtige slowblues Heartaches and pain is Lurry Bell op gitaar lekker op dreef. Met vette gitaarlicks en een fraaie mondharmonicasolo wordt het album met de midtempo blues When I get drunk waardig afgesloten.
Conclusie: Vader Carey Bell krijgt met het album Tribute to Carey Bell van zijn zoons en hun speciale gasten een mooie ode.
Tracks cd:
- Gone to mainstreet
- Hard hearted woman
- I got to go
- Keep your eyes on the prize
- Tomorrow night
- So hard to leave you alone
- What my momma told me
- Woman in trouble
- Carey Bell was a friend of mine
- Break it up
- Heartaches and pain
- When I get drunk
Johan Derksen Keeps The Blues Alive
Zaterdagavond 26 mei 2018 is de grote zaal van de Goudse Schouwburg afgeladen met bluesliefhebbers. Johan Derksen is in the house met de voorstelling Johan Derksen Keeps The Blues Alive. De theatertour van voetbalman Derksen door Nederland heeft al veel positieve reacties opgeleverd en de Goudse bluesliefhebbers gaan er dus goed voor zitten.
Om 20.00 uur gaat het doek op en knallen The Clarks, met pianist Roel Spanjers, er meteen lekker ruig in met de rock & roll klassieker Long tall Sally van Little Richard, gevolgd door Bobby Parker’s Steal your heart away en Tabacco road van J.D. Loudermilk en in 1964 een grote hit van The Nashville Teens.
Voor het eerst komt Michel van Dijk op. Van Dijk, leadzanger in bands als Les Baroques, Ekseption, Brainbox en Alquin, brengt een medley van The Spencer Davis Group. Moeiteloos en geroutineerd werkt hij zich heen door hun grote hits I’m a man, Keep on runnin’ en Gimme some lovin’.
‘Bij blues hoort een mondharmonica’, volgens Johan Derksen en kondigt Big Pete aan. Deze virtuoze Nederlandse mondharmonicaspeler, echte naam Pieter van der Pluijm, geeft een stomende versie van Muddy Water’s Mannish boy en T. Bone Walker’s Stormy Monday. Blues zoals blues hoort te klinken.
Hierna komt Michel van Dijk zich weer melden voor een medley van Them. Herkenning volop bij het publiek bij Baby please don’t go en vooral bij Gloria. En bij Mistic eyes krijgt hij uiteraard naast The Clarks assistentie van Big Pete met een loeiende harpsolo.
Roel Spanjers, bekend van o.a. Captain Gumbo, JW Roy en Normaal, en volgens Derksen de beste pianist/organist van Nederland, krijgt de spotlights op zich gericht en weet met zijn boogiewoogie de zaal op te zwepen.
Uiteraard mag de vroegste muziek van The Rolling Stones niet ontbreken en Michel van Dijk is dan weer de man die de microfoon in bezit neemt. Iets te laat door een sanitaire stop valt hij in bij Chuck Berry’s Come on, maar daarna weer op volle toeren bij de bluescovers If you need me (Wilson Pickett) en de Willie Dixon songs Little red rooster en I just wanna make love to you, waarbij Big Pete zijn smoelschuif bijkans weer aan stukken scheurt.
Vol trots kondigt de rood geschoende Derksen nu AJ Plug aan, volgens hem naast Tineke Schoemaker een van de weinig echt goede blueszangeressen van Nederland. Ze begint met Delbert McClinton’s heerlijke slowblues You were never mine om vervolgens over te schakelen naar het rockende Down on my knees van Trisha Yearwood. Plug heeft de smaak duidelijk te pakken en gaat helemaal los, zeker in het felle Nutbush city limits van Ike & Tina Turner.
Na de pauze openen The Clarks weer en nu met een lange versie van Gary Moore’s Still got the blues, met een messcherpe gitaarsolo van Ron Knoester. Daarna is het weer tijd voor een ode aan de uit Newcastle afkomstige Animals. Nu is Michel van Dijk geen Eric Burdon, maar zijn vertolkingen van Chuck Berry’s How you’ve changed, met een fraai piano intro van Spanjers, Bring it on home to me (Sam Cooke), de traditional House of the rising sun en John Lee Hooker’s Boom boom boom zijn uitstekend.
Uit Miami, Florida komt zangeres Kat Riggins. Derksen roemt haar en daar is niets te veel mee gezegd want wij deze Amerikaanse laat horen is bijna buitenaards. Met Roel Spanjers op hammond en de inmiddels ook op het podium gekomen supergitarist Erwin Java (White Honey, Herman Brood’s Wild Romance, Cuby & The Blizzards, King of the World), wordt het publiek getrakteerd op een fenomenale versie van I’d rather go blind. Na Buddy Guy’s Damn right I’ve got the blues een prachtige gospel, Etta James’ Something’s got a hold on me, gevolgd door Woke me up this morning en de schitterende gospel Let it shine. Prachtig is daarna een lange versie van Sam Cooke’s A change is gonna come met fabuleus gitaarwerk van Erwin Java, die bewijst een van de beste Nederlandse gitaristen te zijn.
Daarna mag Michel van Dijk weer komen opdraven voor een medley van The Pretty Things. Cry to me, Don’t bring me down en hun bekendste hit Roadrunner, met een loeiende harp van Big Pete.
Johan Derksen kondigt nu een zanger aan die volgens hem zo’n 50 jaar in de verkeerd band heeft gespeeld. Het was een openbaring voor hem hoe goed deze man, Theo van Es, zanger van The Shoes, de blues kon zingen. Nou dat kan Theo inderdaad want met een dijk van een stem brengt hij een ode aan zijn vele blueshelden, en passant lucht gitaar spelend en bewegingen makend die aan Joe Cocker doen denken. Vertederend is zijn duet met AJ Plug in Van Morrison’s Sometimes we cry. En dan zijn slotakkoord, een verpletterende versie van JJ Grey’s The sun is shining down, met de woorden glory, glory hallelujah..the sun is shining, shining down..glory, glory hallelujah..I’m alive and I’m feeling Lord, feeling, feeling, feeling fine. Een parel zeker als de hele cast het refrein mee komt zingen.
Uiteraard komt iedereen voor een toegift terug. Theo van Es neemt het voortouw voor het slotakkoord, het vooral door Joe Cocker bekend geworden Unchain my heart. Na een staande ovatie is het helaas echt afgelopen. ‘The blues never die’ zong bluespianist Otis Spann en dat is deze avond weer een waarheid als een koe!
Kampioenen
De zomer nadert met rasse schreden, en dat betekent dat voor veel sporters de vakantieperiode aanstaande is, of al is aangebroken. Het wordt nu de tijd voor de zomersporten zoals atletiek, cricket, honkbal en softbal. De afgelopen weken zijn al de nodige kampioenschappen gevierd, waarvan dat van de tafeltennisdames van Vriendenschaar het meest in het oog sprong. Wat ook in het oog sprong was het kampioenschap van Jodan Boys 10 en dan met name door de enorme publiciteit die er aan is gegeven.
Het afgelopen weekend kwam ik al scrollend op mijn Facebookpagina veel enthousiaste verhalen en foto’s tegen van kampioenen. Veel jeugdelftallen, maar ook 2e, 3e, 4e of nog lagere teams. Vaak teams met spelers die nog niet zo lang geleden als selectiespeler zijn gestopt en als vriendenteam de ene na de andere tegenstander volkomen kansloos lieten. Het plezier in het voetballen staat bij hen voorop.
Over vriendenteams gesproken, het veteranenteam van SV DONK werd ook kampioen. En dat moest uiteraard gevierd worden. En hoe. De veteranen, die al 30 jaar samen spelen, vierden dat kampioenschap niet gewoon in hun kantine, maar gingen naar Griekenland. Ik kreeg de afgelopen week van een oud collega een ‘verontrustend’ appje waarin hij mij mededeelde dat hij tijdens zijn vakantie op Kreta was ‘overvallen’ door een stel enthousiaste voetballers uit Gouda. Dat waren dus de bewuste veteranen van SV DONK. ‘Heel aardige jongens trouwens’, aldus mijn oud collega.
Voorzitter Jos van der Sprong was destijds niet bij de kampioenswedstrijd aanwezig, maar daar had hij wat op gevonden. Hij reisde speciaal naar Kreta om op het vliegveld van Heraklion de kampioenschaal uit te reiken. Of deze huldiging op Kreta live op tv is uitgezonden vermeldt de historie niet.
Michael Bloomfield – San Francisco nights
Michael Bernard (Mike) Bloomfield wordt geboren op 28 juli 1943 in Chicago, Illinois. Een optreden van Josh White in 1957 wekt zijn interesse voor de blues en hij brengt daarna veel tijd door in de verschillende bluesclubs in Chicago. Hij speelt gitaar met o.a. Sleepy John Estes, Yank Rachell en Little Brother Montgomery. In de vroege jaren ‘60 treedt hij ook op met o.a. Muddy Waters en Howlin’ Wolf. Begin 1965 wordt hij lid van The Paul Butterfield Blues Band. Bloomfield is ook een veelgevraagd sessiemuzikant. Zo speelt hij o.a. gitaar op Like a rolling stone van Bob Dylan. Na zijn periode bij Paul Butterfield, Bloomfield is inmiddels verhuisd naar San Francisco, formeert hij in 1967 zijn eigen band The Electric Flag met toetsenist Barry Goldberg, zanger Nick Gravenites, bassist Harvey Brooks en drummer Buddy Miles. In 1969 verschijnt zijn eerste soloalbum It’s not killing me. Hij gaat tot 1980 ook door als sessiemuzikant en blijft optreden. Op 15 februari 1981 wordt hij dood aangetroffen in zijn auto. De precieze omstandigheden van zijn dood zijn nog steeds onduidelijk. In 2012 wordt Bloomfield postuum opgenomen in de Blues Hall of Fame en in 2015 als lid van The Paul Butterfield Blues Band in de Rock and Roll Hall of Fame.
Op 18 april 1977 treedt hij als Mike Bloomfield & Friends op in The Old Waldorf, een beroemde club in 444 Battery Street San Francisco. Opnamen van dit concert werden onlangs voor het eerst uitgebracht op het album San Francisco Nights, geproduceerd door de legendarische Norman Dayron. The Friends van Bloomfield zijn o.a. pianist/organist Barry Goldberg, zanger/gitarist Nick Gravenites en Mark Naftalin op keyboards.
Het album opent heel rustig en akoestisch met de instrumental Greatest gifts from heaven, waarna het tempo iets hoger wordt met de authentiek klinkende countryblues Lo, thou I am with thee. Het alom bekende Kansas City Blues krijgt een prachtige akoestische uitvoering door Bloomfield. De jazz voert de boventoon in de medley met Shelton Brooks Darktown strutter’s ball, Louis Armstrong’s Mop mop en Call me a dog. Na een opwindende akoestische versie van I’m glad I’m jewish, komen The Friends er ook helemaal bij en gaat het elektrisch in Sonny Boy Williamson’s Eyesight to the blind. Het tempo blijft er goed in in het lekker rockende Uncle Bob’s barrelhouse blues en de fraaie boogie Jockey blues. Felle gitaarlicks en pianospel dat me doet denken aan Otis Spann zijn te horen in Linda Lou. Ook in het instrumentale Vamp in C (soul serenade) bewijst Bloomfield een uitstekende gitarist te zijn. Het album sluit af met een de prachtige slowblues Wee wee hours van Chuck Berry.
Conclusie: Michael Bloomfield was een fantastische gitarist en dat laat hij op dit album overduidelijk blijken.
Tracks cd:
- Greatest gifts from heaven
- Lo, thou I am with thee
- Kansas City Blues
- Medley: Darktown strutter’s ball, Mop mop, Call me a dog
- I’m glad I’m jewish
- Eyesight to the blind
- Uncle Bob’s barrelhouse blues
- Jockey blues
- Linda Lou
- Vamp in c (soul serenade)
- Wee wee hours
Het circus was in de stad
Terwijl heel Engeland en alle andere royalisten waar ook ter wereld in de ban waren van het sprookjeshuwelijk van prins Harry en Megan Markle hadden ze afgelopen zaterdag bij De Jodan Boys wel andere dingen aan hun hoofd. Men was al vroeg in de weer om het met groot materiaal en mankracht uitgerukte Fox Sports te ontvangen. De kampioenswedstrijd van Jodan Boys 10 tegen het altijd lastige Moerkapelle zou live op tv worden uitgezonden. Niets werd aan het toeval overgelaten. Scheidsrechter Roelof Luinge was om 10 uur al aanwezig en had al snel het befaamd geworden broodje bal te pakken. Koert Westerman was blij weer eens in Gouda te zijn. Hans Kraay jr. was aanwezig zoals we Hans kennen. Luidruchtig. Ronald de Boer was voor het eerst in Gouda, had zich verdiept in de prestaties van beide teams en zat gedurende de wedstrijd rustig de wedstrijd te observeren om er na afloop een gedegen analyse op los te laten.
Over de wedstrijd kan ik eigenlijk kort zijn. Jodan Boys 10 was veel te sterk en Moerkapelle vervulde, overigens niet tot hun ongenoegen, een figurantenrol. Ook een wedstrijd van Moerkapelle 3 is niet vaak live te zien op tv. Na het laatste fluitsignaal van de met een refcam uitgeruste Luinge kregen de kampioenen heuse rode badjassen aangemeten en werd de kampioenschaal trots aan het enthousiaste publiek getoond.
Jodan Boys 10 is kampioen. Mooi, maar nog veel mooier was dat de Stichting Kans Tegen Kanker een kleine 19.000 euro ophaalde. Eigenlijk was dat zaterdag de grootste winst. Het was aan de Sportlaan een mooi circus. Velen hebben genoten en een van hen was ik. Daar kan geen royal wedding tegen op.
Beth Hart – Live in New York, Front and Center
De op 24 januari 1972 in Los Angeles geboren Beth Hart is sinds begin jaren ’90 actief in de muziekscene. Als ze vier jaar is begint ze al met pianospelen. Later, als ze voortijdig de middelbare school verlaat, gaat ze cello en zang studeren aan de Los Angeles High School of Performing Arts. In 1996 verschijnt haar debuutalbum Immortal. Beth Hart worstelt in die tijd volop met drugs- en drankproblemen. Na een ontwenningskuur verschijnt in 1999 het album Leave the light on, een album dat gaat over haar drugs- en drankprobleem. Dit album betekent wel haar doorbraak. Later gaat Hart samenwerken met de gitaristen Joe Bonamassa, Slash en Jeff Beck. De samenwerking met Joe Bonamassa mondt in januari van 2018 uit in de release van het album Black Coffee.
Vorige maand verscheen, dertien jaar na haar succesvolle live dvd Live at Paradiso, een nieuwe live cd/dvd getiteld Live in New York, Front and Center, met opnames van haar optreden in de Iridium Jazz Club in New York op 7 maart 2017.
De cd opent met het aanstekelijke Let’s get together, gevolgd door de gevoelig gezongen ballad Baddest blues, een nummer geïnspireerd door haar moeder. In het jazzy Jazz man, met de fraaie uitbundige zang van Hart, bewijst ze ook heel mooi piano te kunnen spelen. In de stevige rocker Delicious surprise, is naast de scheurende gitaar, een hoofdrol weggelegd voor drummer Bill Ransom. Ook in de uptempo rocker Broken and ugly, speelt de solide ritmesectie, naast de uitbundige zang, een prominente rol. Haar inspiratie in de prachtige ballad St. Teresa haalde Beth Hart bij Moeder Theresa. Wonderschoon gezongen en subtiel begeleid. Openhartig is Hart in Isolation, een nummer van haar debuutalbum Immortal. Tell her you belong to me is een prachtige soulblues ballad met de soms vibrerende zang van Hart. Fat man is weer een stevige bluesrocker en in Love gangster is weer fraai pianospel te horen, naast lekker gitaarwerk en de gedreven zang. Een van de hoogtepunten van het album is de ballad Leave the light on. Beth Hart in topvorm en dat geldt zeker ook voor de pianoballad As long as I have a song. In de bluesrocker Can’t let go, een song van Lucinda Wiliams’ onvolprezen album Carwheels on a gravel road uit 1998, is een gastrol weggelegd voor Sonny Landreth die een vette slide laat horen. Op een andere cover, de stevige midtempo bluesrocker For my friends van Bill Withers is gitaristisch weer veel te genieten. Het slotnummer van het album No place like home is een prachtige, gevoelige en ingetogen gezongen pianoballad.
Conclusie: Live from New York Front and Center is een uitstekend album van een in topvorm verkerende Beth Hart en haar band.
Tracks cd:
- Let’s get together
- Baddest blues
- Jazz man
- Delicious surprise
- Broken and ugly
- Teresa
- Isolation
- Tell her you belong to me
- Fat man
- Love gangster
- Leave the light on
- As long as I have a song
- Can’t let go
- For my friends
- No place like home
Tracks dvd:
- Let’s get together
- Baddest blues
- Jazz man
- Delicious surprise
- Teresa
- Tell her you belong to me
- Fat man
- Leave the light on
- Can’t let go
- As long as I have a song
Bonus tracks dvd:
- full band bonus content (Love gangster – Broken and ugly – For my friends)
- acoustic bonus content (Isolation – My California – No place like home)
- Beth Hart interview
Line up:
- Beth Hart – zang, piano, akoestische gitaar, bas
- Bill Ransom – drums
- Jon Nichols – elektrische gitaar, akoestische gitaar, backing vocals
- Bob Marinelli – bas
Zwarte zaterdag
Bij zwarte zaterdag denken we meestal aan de extreme drukte op de Europese autowegen in de zomervakantie, vooral in de periode eind juli begin augustus. Maar voor veel voetballers was het afgelopen zaterdag al zwarte zaterdag. In Duitsland degradeerde tot verbijstering van de hondstrouwe fans hun HSV na 55 jaar uit de Bundesliga. Ongeloof, intens verdriet en rookbommen streden om voorrang.
Ook boven voetbalclubs in de Goudse regio pakten zich afgelopen zaterdag donkere wolken samen. Voor WDS uit Driebruggen viel het doek al definitief en is degradatie een feit. CVC Reeuwijk leed voor de zoveelste keer een zware nederlaag en slechts een Houdini-act kan de Reeuwijkers nog redden van degradatie.
Na regen komt zonneschijn, maar dat was afgelopen zondag niet overal het geval. Olympia verloor het cruciale duel met VOC voor een plaats in de nacompetitie en moet nu vrezen. Ondanks de overwinning met korfbalcijfers lijkt de kans op promotie van ONA vrijwel nihil. Voor DONK is die kans iets groter. RVC ’33 sneed zichzelf in de vingers en de promovendus moet nu via PD-wedstrijden proberen het 1e klasserschap veilig te stellen.
Over een paar weken begint de nacompetitie. Vaak een tombola met onwaarschijnlijke uitslagen. Ik heb me trouwens laten vertellen dat teams die volgend seizoen niet meer op zondag voetballen toch verplicht zijn nacompetitiewedstrijden te spelen als ze een periodetitel veroveren. Dat vind ik merkwaardig, maar de wegen van de KNVB zijn wel vaker ondoorgrondelijk.
Jodan Boys verloor zaterdag ook, maar daar was het heilige vuur al langer gedoofd. Hier kunnen we dan ook niet spreken over zwarte zaterdag. Aan de Sportlaan kijkt men al weken verlangend uit naar a.s. zaterdag. Mede dankzij de verwachte drukte zal dat hopelijk een feestelijke zaterdag worden.
De toeter
Supporters verzinnen allerlei manieren om hun favorieten aan te moedigen. Je ziet in stadions de meest uiteenlopende spandoeken. De fans van FC Twente hadden een groot doek met de tekst ‘Leedvermaak is een groter compliment dan medelijden. Tot snel’ opgehangen. En het doek ‘We doen er blijkbaar toe’. Dit als reactie op de vele spandoeken in de stadions die niet direct complimenteus waren voor de landskampioen van 2010.
Een andere manier om je favorieten aan te moedigen is veel lawaai maken. Het uit volle borst toezingen kan voor rillingen zorgen. Bij schaatswedstrijden zijn er de dweilorkesten. Kleintje Pils is er wereldberoemd mee geworden. Tijdens het WK voetbal in 2010 in Zuid Afrika was er ineens de beruchte vuvuzela. En wat te denken van die toeterende supporters bij waterpolowedstrijden. Door de akoestiek blijft het geluid lekker hangen en het verhoogt de sfeer.
Over waterpolo gesproken. De mannen van GZC DONK sneuvelden zaterdag in de strijd om het landskampioenschap. Zouden de Goudse supporters hun toeters hebben thuisgelaten? Of misschien werden ze massaal overstemd door de Leidse toeteraars.
Over toeters gesproken. Feyenoord won in 1970 de Europa Cup 1. Er kwamen toen allerlei souvenirs op de markt, zoals postzegels met de afbeelding van Rinus Israel en Ove Kindvall. En een vinylsingle van de finale tegen Celtic. Met commentaar van Wim Hoogendoorn en Theo Koomen.
En ik koester zeker nog die Feyenoord toeter uit 1970. Ik zag hem als een souvenir, maar mijn moeder als een gebruiksvoorwerp. Zij gebruikte hem om ons te roepen als het etenstijd was. Bij de begrafenis van mijn 98-jarige moeder afgelopen zaterdag stond deze gebutste toeter als stille getuige te pronken. Deze toeter krijgt een ereplaatsje. Mooie herinneringen. Ik zal ze nooit vergeten!