Gerritschinkel.nl Columns & meer

29feb/160

Opleidingsinstituut AV Gouda

Hoe zie jij de toekomst van AV Gouda? Denk mee! Deze oproep staat op de website van AV Gouda. Het bestuur nodigt iedereen die zich betrokken voelt uit om mee te denken over de toekomst van de club. Deze week worden twee workshops gehouden.

Bij een echte vereniging telt iedereen, van toptalent tot pure recreanten. AV Gouda is zo’n echte vereniging. De club heeft de afgelopen jaren veel kampioenen afgeleverd die allemaal hun eerste schreden in het Groenhovenpark hebben gezet. En AV Gouda is een vereniging met een groot realiteitsbesef. Men weet maar al te goed dat ze echte toppers op de duur niet kunnen behouden. “Daar zitten wij niet mee” vertelde me een trainer die al jaren meeloopt. “We zijn eigenlijk een opleidingsinstituut”. Het bewijs werd afgelopen weekend bij het NK Indoor weer geleverd. Twee oud AV Gouda atleten leverden weer topprestaties. Femke Pluim werd Nederlands kampioene polsstokhoog en Pim Jehee veroverde de zilveren medaille bij het verspringen.

AV Gouda heeft nu weer veel jeugdig talent in huis. B-junior Shaquille Haverkamp werd Nederlands kampioen op de 60 meter en Julia Hollander bereikte bij het NK de halve finale bij de 60 meter horden. Hopelijk blijven ze nog enige tijd te bewonderen in het Groenhovenpark. Maar als ook zij het hogerop zoeken kan AV Gouda weer trots zijn.

 

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
24feb/160

Live in Paris 2015 – Wishbone Ash

Ik neem u even 45 jaar terug in de tijd naar 1970. Mijn simpele pick-up met speakers in de deksel was versleten en ik kocht een nieuwe stereo-installatie. En tot mijn verrassing zei de verkoper dat ik een gratis lp mocht uitzoeken. Mijn oog viel op een lp met een hoes waarop een bruine afgebrokkelde wichelroede stond afgebeeld. Links boven stond Wishbone Ash. Ik had van deze groep gehoord en besloot de lp met mooie klaphoes te nemen. Ik heb dit grijsgedraaide debuutalbum van deze Britse groep nog ergens op zolder staan.

Wishbone Ash werd in 1969 opgericht. De oerbezetting bestond uit zanger gitarist Andy Powell, gitarist Ted Turner, bassist en zanger Martin Turner en drummer Steve Upton. In deze bezetting bracht de groep zes albums uit, waaronder twee livealbums. Ted Turner verliet daarna de groep en zijn plaats werd ingenomen door Laurie Wisefield. Deze bezetting hield stand tot 1981 en daarna was de groep een duiventil. De enige constante factor bleef medeoprichter Andy Powell.

Wishbone Ash bestaat nog steeds. De huidige bandleden zijn zanger gitarist Andy Powell, gitarist Muddy Manninen, bassist Bob Skeat en drummer Joe Crabtree. Op 21, 22 en 23 mei trad Wishbone Ash op in Le Triton in Parijs. Van deze concerten is deze maand een dubbel cd en dvd uitgebracht.

“Do you want to hear old or new songs” vraagt zanger gitarist Andy Powell halverwege het concert. “Both” is het antwoord en dat gebeurt ook. De band speelt vooral nummers van hun albums uit de jaren 70 en van de laatste tien jaar. De muziek die de band in de jaren 80 maakte komt er bekaaid af en van het repertoire uit hun periode 1982 tot en met 2006 wordt helemaal niets gespeeld. Van de eerste drie albums Wishbone Ash (1970), Pilgrimage (1971) en Argus (1972) worden maar liefst zeven nummers gespeeld. Van mijn favoriete album Argus (en ook die van het Franse publiek) zijn dat The warrior, Throw down the sword, The king will come en het prachtige Leaf and stream. Typische Wishbone Ash nummers met de dubbele gitaarbezetting van Powell en Manninen en de harmonie zang die de sfeer van die beginjaren goed oproepen. Die sound is ook duidelijk aanwezig in Lady whiskey van hun debuutalbum uit 1970. Manninen doet hier niet onder voor de gitarist van het eerste uur Ted Turner. Dat geldt ook voor The pilgrim uit 1971. De enige cover is Baby what you want me to do van Jimmy Reed. Dit nummer stond ook op hun dubbele live album Live dates uit 1973 en krijgt in Parijs een nieuw arrangement. Perephone uit 1974 is een ballad met lyrische gitaarsolo’s. Van Front page news (1977) de ballad Surface to air en het titelnummer van dat album, met wederom twee duellerende gitaristen. Lifeline (1980) is een stevige rocker en in de uptempo rocker Number the brave (1981) horen we Roger McGuinn achtige gitaarklanken. De van hetzelfde album uit 1981 stammende titeltrack is een soort jamsessie die met een ouderwetse drumsolo begint, waarna gitaar en bas ook los gaan. Van The power of eternity (2007) komen The power, Disappearing, met als special guest Andy Powell’s zoon Aynsley en In crisis, een uptemporocker met wah way gitaar en een sterke ritmesectie. De gitaren en de ritmesectie bepalen ook het funky Heavy weather en Invisible thread (2011). Van het meest recente studioalbum Blue horizon uit 2014 worden in Parijs twee nummers gespeeld, het titelnummer en Way down south.  

Conclusie: Na ruim 45 jaar is de vlam van Wishbone Ash nog lang niet uitgedoofd. Liefhebbers van melodieuze bluesy gitaarrock komen met dit dubbelalbum aan hun trekken.

Tracks cd 1:

  1. The power
  2. Blue horizon
  3. Way down south
  4. The warrior
  5. Throw down the sword
  6. Heavy weather
  7. Lifeline
  8. Surface to air
  9. The pilgrim

Tracks on cd 2:

  1. Baby what you want me to do
  2. Invisible thread
  3. Number the brave
  4. Lady whiskey
  5. Disappearing
  6. Front page news
  7. In crisis
  8. Open road
  9. The king will come
  10. Persephone
  11. Leaf and stream

 

21feb/160

Fusie of zelfs helemaal verdwijnen

Voetbalclubs fuseren of verdwijnen zelfs. Zaterdag was ik getuige van de laatste competitiewedstrijd van OVS in Gouda. De zaterdagclub uit Oudewater fuseert met buurman UNIO. Een verstandshuwelijk. UNIO was een grote naam in de Goudse regio, maar verdwijnt na 83 jaar.

Geld speelde in Oudewater geen rol, maar dat is in het amateurvoetbal vaak wel het geval. Wil je naar de top dan moet er worden betaald. Anders moet je genoegen nemen met een plaats op de 2e rang. Jodan Boys promoveerde een aantal jaren geleden verrassend naar de Topklasse. Geweldig, ook ik heb staan juichen. Maar dan worden uitgerangeerde profvoetballers aangetrokken die niets met de club hebben en na afloop van de wedstrijd pijlsnel naar huis gaan. Een kwestie van keuze en als de leden het daar mee eens zijn, oké.

WKE uit Emmen schijnt een enorme belastingschuld te hebben en staat op de rand van een faillissement. De Schiedamse voetbalvereniging SVDPW werd van de een op andere dag gewoon opgeheven! Men wilde naar verluid niet samenwerken. Of toch een geldkwestie? Spelers konden onmiddellijk overstappen naar een andere club die daar lekker van profiteert. Competitievervalsing!! Maar volgens de regels van de KNVB is het toegestaan. De spelers van het teruggetrokken 1e zondagelftal van Gouda kunnen dat helaas niet. Maar SV Gouda blijft gelukkig wel bestaan.

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
20feb/160

Luxury hobo – Big Boy Bloater and The Limits

De Britse singer-songwriter en gitarist Big Boy Bloater werd in 1971 geboren in Farnham (Surrey). Behalve bluesmuzikant is hij ook radiopresentator (The Blues Magazine Show van Team Rock Radio). Hij maakte faam in de Britse R&B en bluesscene met zijn 6-koppige band The Southside Stompers. De Britse komiek Mark Lamarr was zo onder de indruk van Bloater dat hij in 2008 diens eerste promosingle “Whammy” financierde. Bloater mag ook Jools Holland onder zijn fans rekenen en dat kan natuurlijk nooit kwaad. Bloater toerde door de hele wereld en trad op veel festivals op.

Bloater bracht in 2008 zijn eerste album uit That ain’t my name. Met zijn inmiddels geformeerde band The Limits in 2011 zijn 2e album en in 2012 en 2014 wederom een album.

Eind deze maand komt het nieuwe album, Luxury hobo, uit. Big Boy Bloater and The Limits bestaan naast zanger gitarist Big Boy Bloater uit keyboardspeler Dan Edwards, drummer Matt Cowley en bassist Steven Oats. Het album opent met Devils not angels, een energieke rocker met een hoofdrol voor organist Edwards. It came out of the swamp is een bluesrocker met slidesolo’s, “zingende” keyboards, een forse ritmesectie en de krachtige rauwe zang van Bloater. Bij I love you (but I can’t stand your friends) moest ik meteen denken aan de 70’er jaren rock van Mott the Hoople en Elton John’s rocker Saturday night’s alright for fighting. Lekkere uptempo rock met snijdende gitaarsolo’s en een zeer gedreven zanger. Invloeden van The Rolling Stones (Hot stuff) zijn te horen in The devils tail, met de slidegitaar en de hamerende piano. In I got the feeling someone’s watching me gaat het tempo enigszins omlaag. Een mooi nummer met een prachtige gitaarsolo en “golvende” orgeltonen. Het titelnummer is een midtempo bluesrocker met weer zo’n messcherpe gitaarsolo Het nummer doet me trouwens denken aan Huey Piano Smith’ Rockin’ pneumonia and the boogiewoogie flu. Robot girlfriend is een funky rocker (sterk drumwerk) en in de soulblues All things considered vallen het orgel, de sterke zang en de mooie gitaarsolo op. In het slotnummer, de rocker Not cool man, wordt de sfeer in de pubs opgeroepen. Een dampend einde.

Conclusie: Big Boy Bloater and the Limits hebben met Luxury hobo een lekker ouderwets en onopgesmukt rockblues album gemaakt. Het is jammer dat Pinkpop dit jaar is volgeboekt want daar zouden ze niet hebben misstaan. Een tip voor volgend jaar meneer Smeets?

Tracks:

  1. Devils not angels
  2. It came out of the swamp
  3. I love you (but I can’t stand your friends)
  4. The devils tail
  5. I got the feeling someone’s watching me
  6. Luxury hobo blues
  7. Robot girlfriend
  8. All things considered
  9. Not cool man
20feb/160

The Chicago way – Toronzo Cannon

Zanger gitarist Toronzo Cannon werd op 14 februari 1968 geboren in Chicago. Hij groeide op in de buurt van Theresa’s Lounge, een van de beroemdste bluesclubs van de South Side van de Windy City. Als kind probeerde hij bij Theresa’s Lounge stiekem naar binnen te komen om Junior Wells en Buddy Guy te zien optreden. Cannon kocht op zijn 21e zijn eerste gitaar en wilde eerst reggae gaan spelen maar hij werd toch definitief door de blues gegrepen en bestudeerde de stijl van iconen als Buddy Guy, Albert Collins, Hound Dog Taylor, B.B. King, Albert King, Freddie King, J.B. Hutto en Jimi Hendrix. Van 1996 tot 2002 was Cannon gitarist bij Tommy McCracken, Wayne Baker Brooks, L.V. Banks en Joanna Connor. In 2001 formeerde hij zijn eigen band The Cannonball Express. Hun eerste album in eigen beheer uitgebrachte album (My woman) verscheen in 2007. De twee volgende albums (Leaving mood en John the conqueror root) verschenen in resp. 2011 en 2013 op Delmark.

De ster van Cannon stijgt snel en de complimenten zijn niet van de lucht. The Chicago Sun Times noemt Toronzo Cannon “one of Chicago’s new greats”. En The Chicago Tribune beschrijft zijn muziek als “Deep, contemporay Chicago blues, razor sharp guitar and compelling forceful singing”. Toronzo Cannon is een uitstekende liveperformer en stond vorig jaar als headliner op het Chicago Blues Festival. En ondanks zijn optredens (ook op Europese festivals) houdt hij er gewoon een baantje als buschauffeur in Chicago op na (!).

Toronzo Cannon heeft inmiddels Delmark ingeruild voor Alligator Records en op het label van de beroemde Bruce Iglauer verschijnt eind deze maand het nieuwe album The Chicago way, een album met elf zelf geschreven nummers. Cannon laat meteen al in de opener The pain around me horen dat hij een uitstekende gitarist is. Hij opent funky en vervolgt met een Robert Cray achtige gitaarsolo. In Bad contract is ook een snijdende gitaarsolo te horen en de gitaar giert volop in Walk it off. Pure Chicago blues. In Fine seasoned woman komen voor het eerst de blazers om de hoek kijken. Heel mooie soulblues met Brother John Kattke uitblinkend op hammond. Kattke is ook weer op dreef in Jealous love, met een funky gitaar van Cannon en de backvocals van Melon Lewis. De blazers zijn terug in Midlife crisis, een van de hoogtepunten van het album met Buddy Guy achtige zang van Cannon. Dat Cannon altijd al een fan was van Buddy Guy is vervolgens te horen in Chickens comin’ home to roost. Zowel stem als de gitaarsolo liggen zeer dicht bij meester Guy. Strength to survive begint akoestisch, maar gaat al snel over in een Robert Cray achtige soulbluesrocker. De sterk gezongen slowblues When will you tell him about me is een ander pareltje, niet in de eerste plaats door het orgel van Kattke. Cannon gaat gitaristisch weer helemaal los in het rockende Mrs. From Mississippi en in de soulbluesballad I am.

Conclusie: De kranten in Chicago hebben gelijk. Toronzo Cannon is heel goed. Hij doet zijn achternaam eer aan. Hij is het nieuwe kanon van de Chicago blues en dat bewijst hij met zijn band door weer raak te schieten met zijn nieuwe album The Chicago way.

Tracks:

  1. The pain around me
  2. Bad contract
  3. Walk it off
  4. Fine seasoned woman
  5. Jealous love
  6. Midlife crisis
  7. Chickens comin’ home to roost
  8. Strength to survive
  9. When will you tell him about me?
  10. From Mississippi
  11. I am

Line up:

  • Toronzo Cannon - lead en rhythm gitaar, zang,
  • Brother John Kattke - hammond B-3, piano, keyboards
  • Pete Galanis - elektrische en akoestische rhythm gitaar
  • Larry Williams - bas
  • Melvin “Pooky Stix” Carlisle - drums
  • Doug Corcoran - trompet (track 4 en6)
  • Steve Eisen - tenor sax (track 4 en6)
  • Robert Collazo - bariton sax (track 4 en 6)
  • Melon “Honeydew” Lewis  - backvocals
  • Blaise Barton - percussie
17feb/160

The avenue – Jason Vivone & The Billy Bats

De Amerikaanse gitarist Jason Vivone verhuisde eind jaren 90 naar Kansas City (Missouri) en kocht daar met zijn toenmalige vrouw een 100 jaar oud Victoriaans herenhuis. Voor een koopje, maar later bleek waarom. Er woonde in de buurt een gepensioneerde maffiafamiliet en een seriemoordenaar had er lokale prostituees gestalkt om omgebracht in een steegje. Een lekkere buurt dus.

Jason Vivone is een beroemdheid in de bluesscene van Kansas City. In 2011 werd hij gekroond tot Missouri King of the Roots en in 2013 werd hij KC Cassi Honours gitarist van het jaar. Met zijn band The Billy Bats werd hij in 2012 en 2015 uitgeroepen tot Kansas City IBC Band.

Eind vorige maand kwam het 3e album van Jason Vivone & The Billy Bats uit. Het album The Avenue, genoemd naar een wijk in Kansas City is een ode aan een aantal mensen die in The Avenue woonden toen Vivone daar ook woonde.

Het album opent met The Vivone song (spreek uit Viv O Nee), en sing along rocker met een Bo Diddley beat, met Vivone op zijn cigar box gitaar. Dat Vivone Kansas City Blues ook op de plaat zet lijkt me voor de hand te liggen. Het is de enige cover op het album. Dit oude Jim Jackson’s nummer krijgt een swingende uitvoering met een slidesolo van Vivone die een knipoog is naar de plaatselijk zeer bekende slidevirtuoos Casey Bill Weldon. De titelsong klinkt als een oude meeslepende folksong, met mooie koorzang. Doe je ogen dicht en je ziet de zingende katoenplukkers voor je. Hello Mrs. Radzinsky is een wingende boogie met een lekkere basloop aan het begin, invallende roffelende drumslagen, orgel, gitaar en vrolijke banjoarrangementen van Ben Hoppes. “Alla board” wordt geroepen aan het begin van Train musta jumped the track en dan verwacht je een zeer snelle trainsong die bijkans zal ontsporen, maar het tegendeel is waar. Het is een vrij rustig nummer met indringende zang van Vivone, prachtige backvocals en een goede slide solo. Calender, beginnend met een kort lachje, is een lekkere slowblues met slide, een solide ritmesectie en het orgel van Hoppes op de achtergrond. In het funky My heat is in the right place mag iedereen om de beurt voluit soleren. Het slotnummer, het instrumentale His honor, the mayor, is opgedragen aan Kendall Kohr, de officieuze burgemeester van The Avenue. Een waardig slot met Jason Vivone solerend op zijn cigar box gitaar Nicotina.

Conclusie: The Avenue heeft weinig uitschieters, maar is gewoon een goed roots- en bluesalbum.

Tracks:

  1. The Vivone song (pronounced Viv O Nee)
  2. Kansas city blues
  3. The avenue
  4. Hello Mrs. Radzinsky
  5. Train musta jumped the track
  6. Calendar
  7. My heat is in the right place
  8. His honor, the mayor

Line up:

  • Jason Vivone               vocals, slide gitaar
  • Matt Bustamante        backing vocals, drums, percussie
  • Paula Crawford           backing vocals, gitaar, percussie
  • Rick MacIvor               keyboards, piano, orgel, backing vocals, percussie
  • Jeremy Clark               bas
  • Ben Hoppes                 banjo, backing vocals, percussie
  • Joanna Berkebile        backing vocals, percussie
15feb/160

Het jaarlijkse Goudse sportfeest

Sportminnend Gouda was vrijdagavond weer in grote getale naar Sporthal De Mammoet afgereisd voor het jaarlijkse Sportgala. De grote hal was weer mooi versierd en wethouder Laura Werger had speciaal voor deze avond een feestelijke rode galajurk aangetrokken. Net als de afgelopen jaren bleek ook nu weer hoeveel sporttalent er in Gouda rondloopt. De juryleden hadden de lastige taak, om na een avondje appels en peren vergelijken, de winnaars aan te wijzen. Maar ik kan u verzekeren dat het alle prestaties serieus zijn bekeken en ik kreeg de indruk dat het publiek het in grote lijnen wel met de uiteindelijke keuzes eens was. Slechts hier en daar zag ik een gefronste wenkbrauw. Zo vroeg een coach zich af of dammen een sport is en of er volgende jaar ook een sjoelkampioen genomineerd kan worden. Ik probeerde hem te overtuigen dat dammen wel degelijk topsport kan zijn. Dit in tegenstelling tot sjoelen, knikkeren of mens erger je nieten. Dat is gewoon een leuk tijdverdrijf. Ik verwachtte nog een vraag over bridge, maar die bleef uit. Zo zal er altijd discussie blijven.

De winnaars en de andere genomineerden werden in het zonnetje gezet. Er heerste ongetwijfeld teleurstelling bij degenen die uiteindelijk niet genomineerd werden en dat waren er verrassend veel. Hun tijd komt hopelijk nog. Wie weet volgend jaar.

 

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
11feb/160

Ruff ‘n’ roar – live at Scratchers – Mick Clarke Band

Mick Clarke (12 juli 1950)  is in 1968 een van de oprichters van de Britse bluesband Killing Floor. Killing Floor bouwde eind jaren 60 begin jaren 70 een grote reputatie op in het Britse clubcircuit en speelde op grote Europese festivals. Killing Floor begeleidde Freddie King op twee Britse tournees en toerde ook met Howlin’ Wolf en Otis Spann. In het midden van de jaren 70 maakte Clarke deel uit van de powerbluesband Salt die regelmatig in de beroemde Londense Marquee Club optrad en o.a. in voorprogramma van Muddy Waters stond.

Begin jaren 80 werd in Londen The Mick Clarke Band opgericht. De band werd al snel een bekende en gewilde act op diverse festivals in Europa en de VS waar b.v. ook artiesten als Johnny Winter, Rober Cray, Canned Heat, C.J. Chenier en Rory Gallagher optraden. Er volgde een groot aantal (solo) albums en eind vorig jaar verscheen er een nieuw album van The Mick Clarke Band. Een live album, Ruff ‘ n’ roar, opgenomen op 6 juni 2015 in The Three Lions, een zeer bekende pub in Farncombe (Surrey).

Dat Mick Clarke al jaren meedraait in het bluescircuit en dus duidelijk weet waar hij de “bluesmosterd” vandaan haalt is zeer goed te merken. Samen met drummer Chris Sharley en bassist Eddie Masters zet zanger gitarist Mick Clarke een zeer stevige bluesrock set neer. Hij kent uiteraard zijn klassieken, dat blijkt meteen al bij het openingsnummer, Elmore James’ Happy home. Het trio kleunt er direct vol gas in. En dat krijgt meteen een vervolg in Good morning blues van Leadbelly. Gierende gitaarsolo’s en een zich in het zweet werkende Chris Sharley. De eigen compositie Rockin’ the blues doet me soms denken aan I’m going home van Ten Years After. Een snoeiharde slide en een ritmesectie die af en toe dreigt te ontsporen. De “lopende” bas van Eddie Masters is prachtig. Love me or leave me begint rustig met gitaarakkoorden, maar lieverlee ontpopt het nummer zich als een negen minuten durende jamsessie met striemende gitaarsolo’s, een bassolo en een gestaag door stampende drummer. De volgende klassieker is Walking blues van Robert Johnson, met slide en de stevige ritmesectie die af en toe wat rommelig wordt. Clarke is weer goed op dreef op slide in het funky Little Rachel. Cheap heeft elementen van de Texaanse bluesrocker Z.Z. Top en Hound Dog Taylor’s Give me back my wig leent zich natuurlijk altijd voor een opwindende uitvoering en The Mick Clarke Band weet hier ook van wanten. Het album eindigt met een favoriet nummer van Mick Clarke dat hij al in 1968 met Killig Floor speelde, You need love, een doordenderende boogie met gitaar, bas en drums van zeven minuten.

Conclusie: Met Ruff ‘n’ roar bewijst The Mick Clarke Band een echte podiumband te zijn. Lekkere ruige, rauwe en ongepolijste (rock) blues en boogie.

Tracks:

  1. Happy home
  2. Good morning blues
  3. Rockin’ the blues
  4. Love me or leave me
  5. Walkin’ blues
  6. Little Rachel
  7. Cheap
  8. Give me back my wig
  9. You need love
10feb/160

Fifty shades of blue – Anthony Geraci and the Boston Blues All-Stars

Bluespianist Anthony Geraci is een veteraan die in de loop der jaren met heel veel bluesartiesten heeft gespeeld. En als je Muddy Waters, Big Joe Turner, J.B. Hutto, Otis Rush, Jimmy Rogers, Big Mama Thornton en Chuck Berry hebt begeleid dan heb je je sporen wel verdiend. Hij is een origineel lid van Sugar Ray and the Bluetones en van Ronnie Earl and The Broadcasters. In 2008 werd hij genomineerd voor twee W.C. Handy Awards.

Onlangs verscheen het album Fifty shades of blue van Anthony Geraci. Op dit album heeft hij een aantal topmuzikanten om zich heen verzameld onder de noemer The Boston All-Stars. Het album, met dertien door Geraci geschreven nummers, opent met Everything I do is wrong, een soulblues met Geraci op piano, een gitaarsolo van “Monster” Mike Welch en voortreffelijke zang van Darell Nulisch. Het titelnummer swingt de pan uit en dat komt vooral door de piano van Geraci en de vocalen van Michelle Wilson. Sugar Ray Norcia neemt de zang in de meeslepende blues Sad blue true voor zijn rekening en schuift ook een lekker stukje mondharmonica. Datzelfde doet hij ook in de Chicagoblues Heard that tutwiler whistle blow. Mike Welch en Michelle Wilson zijn uitstekend op dreef in de rocker If you want to get to heaven. Sterk gitaarwerk en krachtige zang. De jazzy soulslijper Don’t keep me waiting doet denken aan Charles Brown. In de bluesrocker The blues never sleeps, met een hamerende piano is een mooie harmonicasolo van Darrell Nulisch te horen. Too late for coffee is een melodieuze soort wals met een sterk zingende Sugar Ray. Pianosolo’s, gitaarsolo’s en de strot van Michelle Wilson maken van het swingende Diamonds and pearls letterlijk een echte parel. Het tempo gaat omlaag in de slowblues Cry a million tears, maar in de instrumental In the quicksand again zijn vervolgens weer alle elementen van een stevige bluesrocker aanwezig. Ray Charles komt om de hoek kijken bij de slowblues Your turn to cry. Mooi pianospel en weer voortreffelijke zang en mondharp van Sugar Ray. Het slotnummer Blues for David Maxwell is een prachtige instrumentele ode aan de vorig jaar overleden pianist David Maxwell. Geraci in topvorm, voortreffelijke gitaarrifs van Welch, de dwarsfluit van Nulisch en een prominente baspartij van Michael Ward.

Conclusie: Anthony Geraci is dit jaar genomineerd voor een aantal Blues Music Awards van de Blues Foundation-Memphis Tennessee, waaronder een nominatie voor Fifty shades of blue voor album van het jaar. Het zou mij niet verbazen als hij die prijs in de wacht sleept want het is een uitstekend album.

Tracks:

  1. Everything I do is wrong
  2. Fifty shades of blue
  3. Sad blue true
  4. Heard that tutwiler whistle blow
  5. If you want to get to heaven
  6. Don’t keep me waiting
  7. The blues never sleeps
  8. Too late for coffee
  9. Diamonds and pearls
  10. Cry a million tears
  11. In the quicksand again
  12. Your turn to cry
  13. Blues for David Maxwell

Line-up:

  • Anthony Geraci (piano, hammond)
  • Sugar Ray Norcia (harmonica, zang)
  • Darrell Nulisch (zang, dwarsfluit, mondharmonica)
  • Michelle “Evil Gal” Wilson (zang)
  • Tony Lynn Washington (zang)
  • “Monster” Mike Welch (gitaar)
  • Michael “Mudcat” Ward (bas)
  • Marty Richards (drums)
  • Neil Gouvin (drums)

 

8feb/160

Let me get by – Tedeschi Trucks Band

Susan Tedeschi (1970, Bosten, Massachusetts) en Derek Trucks (1979, Jacksonville, Florida), hadden allebei een succesvolle band waarmee ze de wereld rond toerden. The Susan Tedeschi Band, opgericht in 1993, stond o.a. in het voorprogramma van The Allman Brothers Band, John Mellencamp, B.B. King, Buddy Guy en The Rolling Stones. Derek Trucks was 15 jaar lid van The Allman Brothers Band en toerde o.a. ook met de band van Eric Clapton. Hij formeerde in 1994 The Derek Trucks Band.

In 2010 werden beide bands ontbonden en richtte het echtpaar Tedeschi en Trucks de Tedeschi Trucks Band op. Voor hun eerste album Revelator (2011) kreeg band meteen een Grammy en de opvolger, Made up mind (2013) was weer een groot succes. Een jaar daarvoor was het live album Everybody’s talking uitgebracht. Vorige maand verscheen het nieuwe studioalbum van de Tedeschi Trucks Band, Let me get by, een album met 10 nieuwe nummers. En als toegift ook nog 3 nummers, live opgenomen in The Beacon Theatre, het historische theater in New York City.

Het Allman Brothers achtige openingsnummer Anyhow is een lekker ontspannen nummer met piano, goede zang, backvocals, blazers en halverwege het nummer komen de gitaren los. Laugh about it wordt gekenmerkt door de slide van Trucks en de ronkende bas van Tim Lefebrvre. In Don’t know what it means is ieder bandlid in topvorm. Funky soulblues, prachtige vocalen, wah way gitaarsolo’s, handclapping met de blazerssectie, het orgel van Kofi Burbridge, een saxsolo van Kebbi Williams en een voortreffelijke ritmesectie. Right on time is een jazzy ballroom blues met invloeden van Bertolt Brecht. Mike Mattison neemt de lead vocalen voor zijn rekening. Een ronduit schitterend nummer is het titelnummer. Groovy soul, blazers en een jazzy orgel a la Jimmy Smith. Het orgel is daarna weer prominent aanwezig in de melodieuze uptempo gospel Just as strange. Het volgende hoogtepunt van het album dient zich aan. Het is in Crying over you acht minuten genieten van deep soul. Alle registers worden weer opengetrokken, met het psychedelische slot met Kofi Burbridge op fluit. De geest van The Allman Brothers is weer terug in Hear me, met de lyrische gitaar van Trucks en de gepassioneerde soulstem van Tedeschi. Drums openen I want more. Ssoul van de bovenste plank in de beste traditie van Southside Johnny & The Ashbury Dukes, weer een psychedelisch slot met en fluitsolo. Voetjes van de vloer! Het laatste reguliere nummer In every heart is weer een hoogtepunt met een plechtige opening door de blazers. Orgel, Susan Tedeschi met prachtige vocalen, backvocals en een heel mooie gitaarsolo van Derek Trucks. Heerlijke Memphis soul.

Als extra dus drie nummers opgenomen in The Beacon Theatre. Allereerst het funky Laugh about it, met een pompende bas en een uitbundig zingende Tedeschi. En wat te denken van de soulklassieker I pity the fool, dat o.a. door Bobby Bland, B.B. King, Stevie Wonder, Paul Butterfield en zelfs David Bowie op de plaat is gezet. En in dat rijtje kan The Tedeschi Trucks Band zich nu ook scharen. Dan de uitsmijter. Bijna 10 minuten genieten van Keep on growing, een cover van Derek & The Dominos van hun onvolprezen album Layla and other assorted lovesongs uit 1970. Een schitterende uitvoering waarbij gitarist Derek Trucks wat mij betreft nauwelijks onder doet voor Eric Clapton.

Conclusie: Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat het album Let me get by nauwelijks uit mijn cd speler komt. Wat een prachtig album. Het zal ongetwijfeld heel hoog scoren op de eindlijstjes van 2016. Een 10 geven doe ik uit principe niet, want anders blijft er niets meer te wensen over. Maar ik geef zonder blikken of blozen een dikke 9!

Tracks:

  1. Anyhow
  2. Laugh about it
  3. Don’t know what it means
  4. Right on time
  5. Let me get by
  6. Just as strange
  7. Crying over you/swamp raga for holzapfel, lefebre, flute and harmonium
  8. Hear me
  9. I want more
  10. In every heart
  11. Laugh about it (live at Beacon Theatre)
  12. I pity the fool (live at Beacon Theatre)
  13. Keep on growing (live at Beacon Theatre)

Line up:

  • Derek Trucks                gitaar
  • Susan Tedeschi            gitaar, zang
  • Kofi Burbridge             keyboards, fluit
  • Tyler Greenwell           drums, percussie
  • J.J. Johnson                 drums, percussie
  • Tim Lefebrvre              bas
  • Mike Mattison              back vocals
  • Alecia Chakour            back vocals
  • Mark Rivers                 back vocals
  • Kebbi Williams            saxofoon
  • Elizabeth Lea               trombone
  • Ephraim Owens          trompet
Gearchiveerd onder: Geen categorie Geen reacties