Bijnamen
Geen dag is hetzelfde bij de Olympische Spelen in Tokyo. De ene dag zit Nederland in zak en as, de volgende dag is het allemaal halleluja en vallen de medailles als rijpe appels van de berg Olympus. Een dag later is alles weer anders en komt het eremetaal mondjesmaat binnen. Reputaties sneuvelen. De Nederlandse hockeymannen zijn weer voortijdig uitgeschakeld en notabene Tim Brand, een in 1998 in Gouda geboren Australiër, gaf het laatste zetje. De Oranjeleeuwinnen dropen af. Het laatste judokunstje van Henk Grol mislukte faliekant en hij kon zich niet nestelen in het gouden rijtje Anton Geesink, Wim Ruska en Mark Huizinga. Nieuwe sterren nemen de macht over. Sifan Hassan valt, staat op, en wint.
Voor veel atleten is nu de pensioengerechtigde Olympische leeftijd aangebroken, hoewel sommigen daar nog niet aan willen denken. Dat laatste geldt trouwens zeker voor de niet olympiër Dick Advocaat, die de pest aan geraniums heeft en bondscoach van Irak wordt. Als een moderne Aladin met zijn wonderlamp moet de kleine generaal de Iraki’s naar het WK voetbal in Qatar leiden. Ik ben benieuwd of de Hagenaar zijn bijnaam Magic Dick ook in het land van de Tigris en de Eufraat waarmaakt.
Over bijnamen gesproken. Hoewel ik ook dit jaar weer niet naar mijn favoriete Vlaamse vakantiestek ga, volg ik de sportieve prestaties van onze zuiderburen met interesse. Wat mij trouwens opvalt is dat veel nationale Belgische sportploegen bijnamen hebben. Een kleine greep: Red Flames, Red Devils, Red Dragons, Yellow Tigers, Belgian Cats, Belgian Hammers, Belgian Cheetahs. Voor iedere sport hebben ze een Engelse bijnaam. Nu de medailles nog, want die oogst valt vooralsnog tegen. Turnster Nina Derwael gaf het gouden voorbeeld. Ik hoop dat de hockeymannen van Red Lions dat voorbeeld volgen.